
AGARICU5 [COFJINARIUS] TORVUS FRIES . IS IS .
CORTINARIUS TORVUS Fr.
Stevige Corlinarius.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellulares Mycetes. O. Hymepomycetes. Trib. Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Deel XI, N°. 844'.
Soortelijke kenmerken: Pileo -carnoso convexo expanso obtuso dilute testaceo, squamulis
fibrillisve eanescente, demum pertuso glabrato; stipite vaiido e velo albq'persistente vaginato
annulatoque apice violaceo-cortinato; lamellis crassis, distantibus, perlatis, e purpureo-umbrino cinnamomeis.
Hoed vleezig, bol, daarna uitgespreid, stomp, eenigszins witachtig door schubjes en vezeltjes,
later met kleine gaatjes doorboord en . kaal; steel dik, door den aanblijvenden witten sluier
scheedevormig en ringvormig omsloten, aan den top violet-vezelig; plaatjes dik, verwijderd
geplaatst, zeer breed, eerst lila-bruin, daarna kaneelkleurig.
Groeiplaats: Bosschen, voornamelijk beukeh. Europa en Noord-Amerika. Houding stevig;
steel eerst bolvormig, daarna verlengd en meer gelijk van dikte; ring duidelijk en min of
meer aanblijvend; hoed 8 c.M. en breeder; aanvankelijk violetbruin. Steel 8—14 cM lann 1'A c.M. breed.
Nederland: Gevonden bij Waalsdorp door Mej. C. E. Destrée, in 1887, en door mij in het
Bloemendaalsche Park bij Haarlem, in September 1897. Van daar zijn de hier afgebeelde
exemplaren afkomstig.