
WÊÊÊÊÊmmm
VIII I N H O U D.
HoofêsT.
II. Over de gedaante van het hoofd eens bejaarden.
I I I . De gedaante van Stok-Ouden. .
IV . Gedaante van Kinderhoofden van voren.
'ltladz,
<5.3
65
68
D E R D E D E E L .
Hookdst. . Bladz.
I. Over het fchoon en inzonderheid der wezens. 71
I I . Over de proportiën der hóófden van ons en andere Natiën.
Vergelijk met de Antij ken van ter zijde.: 8#
I I L Hoe de proportiën van het hoofd gevonden tmetmmorden. 86
Aanhangzel. . . •. i | mm . 97
V I E R D E D E E L .
Hoofdst. , Bladz.
Over de eerfle beginzelen om een Hoofd wel tefih&tzen*
I. Over het Ovaal, o f Eirond. . . 100
I L Over den Driehoek, als een middel om eene tronie opr -
zijde te tekenen. . » - —. "... ... 103
I I I . Over eene nieuwe manier van hoofden te tekenen• . 105
V O O R -
V O O R R E D E N
V A N D E N
S C H R IJ V E R.
an mijhë tëderfte Jeugd'af eetie bijzondere neiging tot de
Schilderkunst', en alle derzelver nabootzende deelen gehad hebbende;
móest ik natuurlijk, meer dan eën ander, mijne befchouwingeü laaten
g a an ,d v è rd e eigenaartige trekken van Menfchen, en Dieren, welke
mij als' deWerhevenfte' voorwerpen der Natuur allermeest bevielen:
tekenpu,'ëri* fh kléi ’ BÓötzëeren, waren derhalven db- uiripanningen
vah mijne kinderlijke-Jaarëh. Ouder gewórden trof mij .de gedaant#
'en kleur der Mooren geweldig, voomaamelijk het verfchil in'de kleur;
en” wezenstrekken der Zwarten; die uit de Oost-Indiën, o f van Africa
‘Óverkwamen. ■
Wanneer ik fftij. oelFende,- in hét tekenen, naar dte beste afgfet*
£eïsdèr Oude' Griekfehe Meesters, naar dén kdp van den 1 Apollg
Pythius, van de Venus de Medici#, vari den Antinous, Hercules
van Farnetes, o f naar de ffaaije JBeelden van Mhhel' Ange, van
"Quesnot] èn andere vermaarde Meesters’ van laatere tijden, ontdekt#
ik r i l 1- een zéér groot verfchil tusfchen deeze, én onze aah^ezigten;
zondeft^doof óhderrigting -gewaar te konnen Worden,'waarin eigent?
lijk , dat zoo zigtbaar en treffend verfchil belfond , welk mij intus? '
A . fchen