mauw
§. y.
'Alle die over proportiën hebben gefchreeven-, gelijk Alb. Durer,
de Wit enz. geeven 5 pogen voor de breedte van het aangezigt.: Inde
kinderen geeft A . Durer 6 oogen, pag. 6$. Onderwijlen vin?
de ik dat het hoofd nimmer zoo breed zijn kan, want mijn - éigeti bög
is breed 1^ en X W = 4 l , dus js het oog tot die geheele breedte als
i i : 33 •: 1 s 3- voeg hier bij Z W O , zoo hebben wij Y a :
P O :: i : 4.
D e Antijken hebben nimmer anders gefield, en dit koomt volmaakt
met onze hoofden overeen. In ons liaan de oogen niet wel een oog
ver van het ander: In den Neger zijn z e een weinig digter, in dèn
Kalmuk nog veel digter.
In de kinderen vinde ik zelfs de tiisfchenraimte tusfchen de oogbollen,
P O o f in Tab. IV. Y a . gelijk aan f van C K en offchooh
het kinderhoofd fig. a. Tab. V . breed'is 5 oogen, zal ’er niemand
gevonden worden, die fig. 5. niet zal fchooner houden, in welke D F =
a oogen. Ook zijn alle de Schilders altoos verlegen geweest met die
breedte, gelijk blijkt bij de W h , zoo wel als AIK Durer, en Le
Brun, die mede deeze proportie heeft gevolgd.
D e beroemde Quesnoi is voorzigtiger geweest en gelukkiger ge-
llaagd, door flegts 4 oogen aan de geheele breedte van de hoofden te
geeven. Hetzelfde, dunkt mij ook dat in P. Test a's. kindertjes gevonden
wordt.
$. v I
De Neuzen volgen den afltand van de zijdeüngfche uitfteekzelen ,
van
van dé oppetkaalMeenderen, E F in' de IÏI Plaat, hoe E F breedbr
is f hoe de neus^iobdwendi’g breeder zijn moet, de wangeftaltens koo2>
men Mëruit voord/dat de driehoek C Z R zóo Wijd’ een hoék heeft i
in den Néger:; Ih ons is gemeenlijk dé neu» breeder, dan de afftand-
der* oogen. D é Antijken hebben beide gelijk genoomeru.
§. V I I.
D e Mond. moet r gelijk wij aangetóond hebben (ö) , te» minften de
fiiijtanden dekken, en derhalven breeder zijd', naar raaate deezé van
een flaan *. offchoonnu die afïlandigelijk gefteld wordt, dat is Q R =
Q R fig. 4 én 5. PiaatIV. zoöfchijht de mond kleiner , wanneer Y Z
veigroot wórdt.
In de Antijken valt de mond kleiner, om dat zij de kin ipiüfêr gemaakt
hebben, dan dezelve bij ons gëvonden wordt. • Zij hebben den
mond flegts een klein weinig'grooter génoomen, dan Y a enden:
neus ingetrokken.
Het voorover hangen van den neus doet de bovenlip kleiner worden,
daarom krult die meerder op en (laat b e v aü ig e rh e t tegenge-
ftelde ziet men in den Neger'en Kalmuk. ‘
§> V I I L
De Ouden hebben den Hals1 genoomen als 2 maal den neus-, o£-
fchoöff die in den Apollo is. neus-; de; neus immers, is gjrooter,, ene
om die reden wordt de hals langer uit zich zelveh.,
(a') | ï 10. Hoofdft. III,, en £ a Hoofdfif. V , des Eerften Deels»