^ pO
Vervolgens heb ik in de 3 Tafel fig, 2. M G nog 5 graden meerder
doen voorover vallen, zoo dat M N D eenen hoek maakt van 95
graden, al de rest' is als te voren» C D is nog kleiner geworden en
C E grootcr, dat is E Y = I IM de heHing binten dè linie H G .
De onderkaak is kleiner, en meer onder het oor,, doch h k blijft
altoos 2 neuzen lang, de hals- wordt bevalliger; Eindelijk heb ik,
M G laaten vallen tot 100 graden, en hierdoor in hoogte gewonnen
E Y = H M . waardoor de linie die door de oogen loopt in 2,. juist:
ai het midden loopt en eene proportie verkreegen wordt, overeen-
komftig met die der Antijken, dat is een hoofd 4 neuzen, lang, em
alles verders evenreedig. Men moet opletten, dat de buitenrand Van het
ooghol m. altoos even verre moet bliiven van H G in de 3»laatfte fig».
P i v ;
Deeze- overhelling is het maximum o fh e t uiterffe, want vaft dër
zelve nu nog meer voor over , zoo wordt E Y grooter en dan krijgt
het hoofft meer dan 4 neuzen, de- bovenlip wierdt te kléin en- het
wezen mismaakte
Vraagt men nur wat is eenefchoone tronie T wij; antwoorden r zulk.
een daar de wezenslijn M G een hoek van roo gr. maakt met den*
horizont». De- Oude Grieken- hebben dóezen hoek van gelijken ver-
koozen;, o f z ij uit hetzelfde grondbeginzel als ik , deeze volmaakte-
evenredigheid der deelen- verkreegen hebben, durf ik niet bepaalen..
Dit is zeker,, dat zulk een kop nimmer gevonden i s :: ook geloof ik
niet dat de Oude Grieken zulke- hoofden ooit gehad hebben,, want
noch de.- Egyptenaaren„daar zij: waarfchijnlijk van afkoomen, noch
de
p i
de Perfiaanen, jaa de Grieken ze lve , - hebben op. de Medailles,,, wan*
neer die Pourtraiten verbeeldden, zulk eene gedaante nimgipr verbeeld
jg e het Pourtrait.van Qajdr en diergelijken^, van M arin es enz^
op de IX Plaat fig. 4 . en- >5*' |
Het Antijkfchoon is-derhalven nietrinde natuur m^r, denkbeeldig^
Ideaal, volgens Winekelmann, zoo. dat^dq Grigken^Roomfche Kei-r
zers in Penningen verbeeldende, offehoon -zij verplrcht warende gelijkenis
te bewaaren, altods iets van dit ideaal-fchoqnj’er bijvoegden,
Dit kenmerk doet een kundige«^ ligteenq Roüieinfche Penning van eene
Griekfche onderkennen.« En nergens^ vindt men dat Charaéler zoo
duidelijk dan in het mufeum Od.efcgkuM, waarip jiiet-alleen bijzonder
de Vrotiwetroniën, maar zelfs de larvae, mömaangezigten, deeze-linie
duidelijk aantoonen.
' §. V .
: Gelijk ’ er een maximum, o f uiterfteis, aan. de eene kant, zoo is
yrf niterfe m den omgékeerdcn z in , ipo draa men
tot 70 graden koomt, gelijk in Tab. I. fig. 3 en 4 , zoo krijgt men
wezens van Negers, en nog laager Aapefitroniën, zoo draa de linie
M G in een'lodptmet N D <Jatfis*dat d,ê hoek p i wordt, -heeft mea
vdlmaaktelijk het wezen van een Hond.
V I.
De uiterften.voor de wezenslijn bij Europeaanen zijn 10 graden-
agter en 10 graden voor de loodlijn H l , al wat daar buiten loopt*
is niet langer fchoon, noch bevallig maar ^atfchfijkelp. Onderwij-
M 2 len SÉ
II "Uil...... .1 ...........................I lil 111 'III II III ||T iHT|||| li luim llliriMllllilllllMBIillillllHnil IW H I iliM