De Nieuwgebooren kinderen hebben nog in het geheel geene holte
boven den neus en ooghollen W G , en hebben daarom een plat voorhoofd,
dat is het voorhoofd O fteektuit voorbij W , daar in bejaarden
dit gedeelte W verre voorbij O vooruit fteekt en nog veel meerder
in den ouderdom gelijk in fig. 4. Om die zelfde redenen zinkt
bij de Negers de neus als dieper in, o f liever fchijnt in bejaarden dieper
ingedrukt, dan in de jonge Negers.
De neus z e lf is in de kinderen klein en maakt omtrent J uit van
A D , daar dezelve * is in een bejaard Mensch, ook wordt zij naar evenredigheid
breeder.
§• V I I.
Het hoofd der Nieuwgeboorenenis langer dan hoog als D C : D F =
A D . In zommige kleine kinderen is dit verfchil aanmerkelijk grooter,
gelijk in fig. 2 D C , daaromtrent 7 langer is dan D F . Dan die leng>
te fchijnt meest eigen aan onze Nederlandfche kinderhoofden, gelijk
reeds door Vefalius Qf) is opgemerkt. Wij hebben reeds gezegd dat
in de Antijken het agterhoofd kleiner wordt, om dat de wezens linie
Voorovervallende genoomen wordt. J. de Wit evenwel, fchoon Zeer
beroemd, door zijne gefchilderde kindertjes, heeft daar niét op gelet;
maar heeft de agterhoofden verkort, en den kruin doen oprijzen. Dit
zelfde zal dan ook waar zijn in de kinderen,- en is zeer wel in acht genoomen
door Quesnoi, gelijk wij bij de ontvouwing der 4 fig. van
de V Tafel zien zullen.
' Het Center o f middenpunt van draaijing U is niet in het midden ,
maar voorwaards, ’t welk de reden is, waarom de hoofden van onze
kin-
00 Lih> L Cap. v. 5.
kinderen zoo ligt voor, en nog meerder agterover vallen. Zoo draa
men de linie A D doet voorover hellen, verandert dit.middenpunt*,
en de hoofden een weinig voorover vallende, verkrijgen daardoor meerder
bevalligheid. Alb. Dór er p; 64. heeft de wezënslijh in de kinderen
op 95 gr. voorover doen vallen even als in onze derde figuur;
Quesnoy en J. de Wit meestal tot ido. In welk geval de hoogte
vergroot moet worden, zoo dat U W gelijk worde aan S T . fig. 3.
Tab. V .
5. V I I I.
De gehootweg groeit in de kinderen mede merkelijk uit, ook het
naamwijs uitfteekzel agter het oor y. In de jónge’kinderen wordt het
beginzel boven de knobbel U gevonden en is genoegzaam onzigtbaar ,
daar het in; eenen bejaarden, gelijk fig. 3 en 4. Tab. IVV zeer vergroot
nederwaards zinkt, in Y . In de Mannen nogthansfferkerdan
in de Vrouwen, dié ©ver het geheel de uitfteekféls van het gebeente
teederer hebben. ^
T W E E D E H O O F D S T U K.
Over de gedaante van bet b&ofd eens bejaarden*
§. |
D „ „ gedaante is reeds zeer breedvoerig befchreeven in het
derde Hoofdftuk van de eerfte Afdeeling, alleen dient aangemerkt te
wor