ia®»
m m
v i n 'VOORREDE v a n d e n UITGE EVER.
Vader, bij het algemeen, eenigen bijval te mogen ondervinden
; overtuigd dat ik aan zijne naagedachtenis
op geene plechtiger wijze kan hulde.doen, dan door
de uitbreiding der verdienden, welke zijnen Naam in
deeze Waereld hebben groot gemaakt! Gelukkig ten
mindert in mijne J orechtmaatige droefheid zulk ,eertert
broost te mogen zoeken !
Gefchreeven op Klein Lankum den
io OBober 1790»
A . G. G A M P E R .
I NI
N H O U D *
V A N D E E Z E
V E R H A N D E L I N G .
E E R S T E D E É I.
Hooföst, / ' y * Blad*.
I. Over het eigënaartig verfchil der wezenstrekken der voor-
naamfte Volken van den Aardbodem. . . 1
’ I I. Over de oorzaaken van de verfchiUende gedaantens der
Menfchenboofden en wezens , volgens de Oude en Heden-
daagfihe Schrijvers. . / .* . 22
I I I . Natuurkundige aanmerkingen óver het verfchê der we- <
zens van ter 'zijde, in Aapen, Orangsf en Negérs, j en andere Volken tot aan de Antijken. 1 . * 32
IV . Aanmerkingen over het verfchilvan den wezenslijn en
de-veranderingen die 'er noodwendig uit voördvloeijen. 42
V . Natuurkundige befpiegelingen over het vérfchil der we- •
zenstrekken van voren te zien. 48
V I . Natuurkundige uitlegging van alle de verfchiUende trekken
in de wezens van onderfcheidene Volkeren. 53
T W E E D E D E E L .
Hoofjdst. s * 1 I.IV.V., ’ Blad*.
I. Over de gedaanten van Kinderhoofden , gezien van ter zijde. 59
** II. Over