en dat van P. Andrè zeer leerzaam. Formey heeft voor het, werk
van P. Andrè eene uitmuntende Voorrede geplaatst." Allen verdee-
len het fchoone zeer wel; allen geeven oordeelkundige aanmerkingen
over het fchöönè, welke zeer gezond en prijslijk •zijn, doch geene
leeren op eene ftellige wijze, dat iets, ’t welk eigentjijk het fchoone
uitmaakt, in Beelden of” Gebouwen} eri^zóo ’er afiëts van gezegd
wordt,.is het bij vergelijking o f bij overbrenging. .Men behoort In
alle afbeeldingen, niet alleen van gefchiedenisfen,. landfchappen, zeeën,
maar in enkele groupen, -zelfs enkele beelden, het dichtkundige te on-
derfcheiden van het natuurlijke en werktuiglijke fchoon,. h ft Po'ètifche
van het Phyfiqm> het eerfte heeft met de dichtkonst dezelfde regels,
het tweede betreft de gedaante der dingen, welker fchpqn niet ligt .bepaald
kan worden, gelijk wij betoogeff"zullen in eene-.afzopderlijke
Verhandeling over bet gedaantefcboon. Het w e rk tu ig lijk f ^ q n
kan niet dan door beoefening gekend worden.
De Wijsgeeren zijn verder gegaan en hebben onderzogt, wat. in
ons het gevoel] van het fchoone deed werkzaam’ zijn, en wat ons het
fchoone deed kiezen, en hebben wel zeer diepzinnig.,,maar niet.voldoende,
over het denkbeeld van fchoon geredeneerd. De beroemde
Edm. Burke, heeft in zijne fraaie Verhandeling, over het fuhlime
zeer duidelijk getoond, dat al wat in ons fchrik o f verwondering verwekt
het eigentlijke fchoon, zoo wel in de Natuur als Konst is; doch
dat fchoon in geenen deele zekere evenredigheid totgrondflag heeft.
S- IIEen
fraaije Sterren-Hemel behaagt aan allen, het opkoornen der
Zon-
Zonne, eene fliile Zee enz., niemand^hoe genaamd ook wordt ’êr gevonden,
o f hij gevoelt in zich eene aangenaame aandoef mg van dat*
vërfchijnzel, en noemt he& fchoqip ’.Eenejwqedenda Z e e , door. ftor-
mem aangézet, een donker Bosch, de nacht zelve, do,enons het fuh-
Unifi het verheven fchoon gevoélen welk dé Heer Burke zooi1
treffelijk afm^alt/j
Het fchbom.is ievenwel in alleKonstftükken|niet^even kenbaar,' hoe
dezelve meer;-zaamengefteld,zijn, h o e -m in d e r b^Var worden van
het algemeen^) Men-moer het; dichtkundige, ,het natuiarlijke zoo wel
alsuhit werktuiglijke^fchoon ge voeten i ;r,zal; iemand gezégd worden een
gopden fmaak ^e/hebberQ ep-zal 'hij het, verh^veap in de Konst be-
zefferi o f af keiifën, wa tf^ ' laagbï’ flegt iri voordgebragt is.’ H
Men vbrdërt 'ih- de kennis dief d$e deelen alleen dqor ftudiën, door^
het' zien van Meesterftukken’eii doofwefgelijlong van 'deëze' onderling.
Mertbehoorde Meesters te hebben, die in^cte- Konst-gaalen de Jeugd1'
leerdpn -zien en’ >;onderfcheiden het gene de,Schilder in ^ijn tafereel
als. Dichter, als Tekenaar p f in dë^dtyoering^etracjht.,heeft. Bij dit
allesjmoêten nog aangetoond worden de middelen om, de misflanden,
aan welke het gëzigt bewerkt, te verbéteren.- Dit afles^is- te wijdloo-
pig'Om';in deeze. Verhandeling b e to o g d ^ , worden. Ons voornaam
óogtfterk is om'het fchoon der, gedaante in Menfchen, en bijzonder
omtrent derzelver hoofden,rte befcfroüwen08 wij.zullen ,daarom-alleen
onderzoeken, waarom een Mensqh, de geftalte hebbende van 8,hoof-,
den,; fchooner is dan een van 6 p f minder ^hoofden. Een Laplander
is van allen zonder onderfchëid leelijkër gefeouden dan een Perfiaan,
9f Georgiaan. v (ètefchiedt- dit om - dat deeze agt hoofden, de andere
flegts vijf o f zes hoofden lang is?'
K Men