De 4 figuur van dezelfde Plaat, tekent het bekkeneel af van een
Kalmuk. D e tanden en onderkaak ontbreekende, heb ik evenredig
aangevuld naar den kop van een bejaarden Neger, welks lighaam ik
voorhenen ontleedde.
De wezenslijn M G maakt van gelijken 70 gr. met den gezigtein*
der, o f horizontaale lijn N D . Dan N C : C D als i i 4 ^ . ©f.als
44 : 29. en E C : C F : :#io f : 6. o f a i : 12. £2 C = 15. En
dus N a : a C :: 7 : 15.
§ . V I,
Onder het groot aantal Europeaanfche hoofden, welke ik in ü ijn
kabinet bewaare, heb ik uitgezogt , het gene op de II Plaat .-door de
i figuur afgebeeld is. In deezen, gelijk in een groot getal anderen,
welke ik met nauwkeurigheid gemeeten hebbe, maakte de wezenslijn
M , G. eenen hoek van 80 gr. met de horizontaale lgn N D , o f A B .
' N C was : C D :: 7 J : 7?. als 30 :3 1 . E C :C F :: 9 : si. o f als
18 : 1 1 . N£2 : & C :: 3 1 :4 o f als 7 :8 .
‘Hieruit volgt, dat de wezenslijhs hoek een maximum en minimum,
dat is eene uiterfte grootheid, en kleinheid heeft in de natuur, van
70 tot 80 graaden, al wat daarboven loopt is naar kónstregels gemaakt,
en al wat onder de 70 duikt geeft de gelijkheid aan Aapen, zoo als
wij voomeemens zijn in het 2 Hoofdftuk van het III Deel deezér aanmerkingen
aantetoonen.
HSh 39
Ü V I ï
Om duidelijk voord te gaan zal ik de wezenslinie M G . fechtftandig
zetten in de loodlijn H I. hierdoor is de hoek 1 o gr. grooter geworden,
en alle de deelen van hetooghol, jukbeen enz* zijn vooruit ge-
bragt naar N M Fig 2. van de l l Plaat.
Verbeeld U het bekkene.el vati eéne weeke ftófFe, .en dat het ag-
terhoofd opwaards en voorwaards gefchoQven wordt, zoo moet E C
gelijkvormig grooter worden, en een gedeelte E Y winnen; offchooh
dg oogbollen, .en de oogeh1 blijveit in de lijn T , V .
D.e linie S V , de onderkaaks fchuintè aanwijzende, rijst-mede in de
zelfde evenredigheid, en nadert aan D , tot dat zij in D valt in de 3 fig.
en ’et' boven rijst in de 4 fig, alle van üe II Tafel. T X integendeel’
wint- juist zoo veel als XV-verliest: Het hoofd. wordt derhalve» trapsgewijze
korter naar maate men de wezenslijn opligt, en voorover doet
vallen, tot 100 gr. ’t welk het maximum o f uiterfte is _; welke deeze
konstlijn toelaat. In dat geval zijn de oogen, midden in de oogbollen
geplaatst, wordende, vlak in het midden;van het hoofd, gelijk men in
de IV. zien kan van deze zelfde Plaat.
, Zoo draa men buiten de io a ' gr* loopt, wórdt hët hoofd wanfcha-
pen, en verandert in een waterhoofd; T ie t lis,, verwonderéhswaardig
dat de Oude Gnekfche konftenaars, juist dat maximum hebben gekoo-
zen , terwijl de beste Romeinfche Graveerders, zich vergenoegd hebben
met-een ho$k van 95.gr* welke in de 3 afb. dezer Plaat te zien,
en niet zoo bevallig is.
. Zie daar dan'de twee uiterfiens van de wezenslinie, van 70 tot 100
gr. van den Nege? tot het verhevènst Grieksch antijk E verminder die"
van