tot dat A D de fnijlijn oneindig wordende, de. hoek D A B = o ,
wordt, dat is D A valt in A B .
Er is derhalven flegts één punt in E waarin het vlak gelijkvierkant,
o f gróót gezien wordt, het zij nu het oog rijst langs D F boven E
naar F , o f daalt naar D , zoo wordt A E B kleiner, en dus gelijkt
de opftaande zijde minder hoog, dan breed.
Hieruit volgt, dat zal de hoogte gelijk fchijnen aan de breedte, dat
de hoek -AD B o f aD B = A E B zijn moét, dat is dat A B de lengte
hebben moet van aB , o f wel dat hét vlak A B welks gelijke
breedte gefteld is op 8 voeten in D B , als aB o f tot i o f , voeten
moet vèrgroot worden.
Vermids men nu een hoofd begrijpen kan uit vierkanten: te .be^
flaanf en vervolgens, een geheel Beeldt is het zeker, dat dezelfde
faal in het gezicht overal op déeze wijze moet geholpen worden. ;•I
Als men bij voorbeeld, A B in agt gelijke deelen verdeeld zijnde,
wilde vergelijken met een Beeld, op een pedeftal ftaande, zoodanig
dat de Zieners hoogte in D gelijk was met den bovenrand van- het
ze lve , zouden deeze agt gelijke deelen, zich onder de volgende oog»
hoeken, aan ons oog Vertoonen.
A i . . . . Het bovenfte gedeelte o f de kop onder eenen hoek
van . .
1 ,2 .. Het tweede gedeelte van boven, onder eënen
hoek van . . . . 4°. 18' : 58".
2. 3 .. Het derde gedeelte, onder eenen hoek van 4- 5i • 52.,
3’, 4.. Het vierde enz. 5. 26 : 27.
4, 5. | H e t vijfde ’ & 0 : 31.
É 5 , é. | Hét fesde d. 31 i_,i2.
6% 7 ..
, d, 7 .. Het. zevende , . 6 .'5 4 ': 4 a
7, 8.. Het agtfte o f onderfte . . 7, 7 . 3o ' { ^
Waaruit, blijkt, j dat,.,de, k op , zich bjjnaa half zoo klein, vertoont als
het onderfte gedeelte met de voeten.- j
É g v .
De Ouden hebben daarom zomwijlen .meerder dan agt hoofden aan
hunne. Beelden ^gegeeven. De Appllo^Bythius,.hgeft.’er agt. en een
.P it verfchil behoorde.het fchoone niet-te konnen v e e l e n z o n der
wanftaltig te zijn in ons gezigt. «
. Moesten de Beelden; altoos gelijksgronds ftaande van ons gezien
worden, zoo kpnde men gisfpn, dat dq-;.y;erkor$ng, der onderfte cféel^
len , op deeze,wijze te gemoedgekóomen wierdt, eii het Beeld, fehoon
langer dan 8 hoofden, alleen;maar diOjengte-fcheen te heëben;! maar
wanneer de Beelden op Pedeftallen o f in Nisfen fjtaany is het teh ui»
terften noodig, om dat hierdoor van zei ven de.bovendeel'èn verkorten,
, gelijk, wij Z0P even hebben aangetoond.
| Wtruvius fchijnt de proportie van de geftalte een.es Menfehen* zo o
volmaakt fehoon gehouden te hebben., dat I B H I. C. il^p. 79..
geen gebouw fehoon oordeelt, wannê^ïKet) niet,; even als een wel-
geproportioneerd Mensch g^föfiikt. is.* è Hij- bepaalt de proportie van
het geheele lighaam en deszelfs d'eelen, “Welke van de meesten zijn
aangenomen, inzonderheid van J . Dureri P. Loma'%zo$'en Karei
van Mander. ■ Hoagfiraaten fchijnt^flegts: yi te neemeh, hetwelk
met de propor%., van den Apollo een - geheel> hoofd' ver.fchilt.
De Wit heelTaan alle de Beeldpn, zoo wel aan die door hem zeïven