•^h 7§ dg?
ven g e k e n d Zijn, als. aan die van de Venus van Medids, fchoon
een weinig- veranderd, en van den ApolioPythius, agterhoofden gegèe-
ven, gelijk -ook aan den Hercules van Farnefe; zoo ik mfj niet bedrie-
ge, hebben alle deeze Beelden iets zwaarmoedigs, *t welk nimmer in
zijne Schilderijen o f Tekeningen te vinden is.
Het Vrouwen-Beeld op de titelplaat van zijn Tek en bo ek /k omtrent
negen hoofden lang, hij fchijnt daar alleen de fchoonheid op het
gezigt beoordeeld te hebben.
Rubbens heeft zomtijds agt en meestal zeven hoofden aan zijne
Beelden gegeeven, hetwelk die zwaarmoedigheid aan zijne Beelden
ge e ft, dïe in alle zijne werken te zien is.
P. Testa heeft dan 8 dan 81 hoofd aan zijne Beelden gegeeven.
Ehemaart, die meest in ons Land, aan de jeugd om naa te tekenen
gegeeven wordt, is zoo ongeregeld, dat zommige 7 , daar andere 10
hoofden tot lengte hebben, K van Mander heeft aangetekend dat
raen onder de Beelden van Mitbd Angels Beelden gevonden beeft
van 9 , 10 jaa 12 hoofden^ om de graeelijkheid in het buigen en
wenden, pag. 5«in de Kantteken. $. De Conéttotos» 'fvoor ge^
fneden, van Micbd Angds, In het Cabinet van den Heer Hemfierbuys
ie §1 hoofd lang,. 2 breed, de gefeeele hoogte met de pkimefe Bf dtiimr
De meeste der ïtaliaanen fchijnen mij toe hunne Beelden te kort gemaakt
te hebben, vooraaamelijk de Vrouwebeelden. De hedendaag-
fcbe Franfche Meesters geeven meerder bevalligheid aan hunne Vrou-
wenbeddea, doe» meer dan5 hoofden te geeven, en rijziger te maa-
ken. Fatteau heeft dit het eerst begonnen. Onze Vrouwen draa-
gén waarschijnlijk, om die reden alleen, hooge hielen en hooge kap*
fels, waardoor, z e langer fchijnen.
De
• De proportie van 8 bevalt ons om dat het tweemaal den romp bevat
, even als een Deur nimmer wel ftaat, dan wanneer dezelve twee
ihaal zoo hoog als breed M De Franfchen neemen dé déuré® .«Ökwerf
hooger, welke rijzigheid iets bevalligs geeft, zo tte r het fchoone weg
te neemen. Het fchijnt om dezelfde reden, dab wij de Korinthifche
Kolom fchoonef houden dan de Jönifthe. Ten opzichte van het Kapiteel
als het hoofd is degeheele hoogte van de Korinthifche Kolotö$&
%. V I.
De Laplander, de ïa r te r , cte Hottentöt, de Brafrliaan, te groöte
hoofden frebbenefe fn ëvénredrgffeitï fnet hiïöóë'gëbeéfe hoogte, kon-
fién ons niet bevaffen, ën niét ^ ïööï gëledten worden. Even zofcj
weinig als de Dorifche Kolommen in het begin, als de Bötrwürder
opkwam, fchoón konnen genoemd worden. Wanneer men Le Roy's
fraaie uitlegging van de voordgangen def Bouwkonst rdet; oplettenheid
léést',1 zal men bevinden dat zij de Kolommen geduurig rijziger gemaakt,
en Bafementen daar onder geplaatst hebben,, en 'éindelijk de
KapiteelenTZOodaanig wierden verhoogd, dat de Kolommen met de
Kapiteelen en Bafementen aan ’s Menfchen lighaam gelijkvormig gewórden
zijn.
Dóch wij keeren weder te rug, het" is*ons oogmerk thans niet
daar breeder óver te zijn,' wij moeten Ons bepaalen tot de hoofden,
en eerst onderzpeken, hoe dezelve bevonden worden, in ons
en andere Natiën.
T W E E -