68 jjgjg*
punt van den pasferin het draaipunt van den onderkaak A en trek met
A C de Knie C c tot die de wezenslijn fiiijdt in O.
En van gelijken de Kjn B b uit A 'j voltooide kin en doe dé onder*
lip fluiten tegens e , d. zoo zal deze Jonge in een Oudmans kop veranderd
zijn. Ook moet het oor M naar m gebragt worden.
Het is ondertusfchen waardig aantemerken, dat de ooren in de Oude
Heden mede ruim van vel wordende zich verlengen, al hetwelke ik
niet te geUjk in deeze afbeelding heb konnen aanduiden.
§. V I I I .
Men kan op dezelfde wijze dit werkftuk orokeeren en van het Oudé
hoofd een van een Jong Man maaken. In de figuur behoefrmen Hechts,
.met de vingers, de geflipte liniën te dekken om het Óudéj 'of cfe
vollelmie,am het Jonge Manshoofd bij verwisfeling gewaar te worden.
V I E R D E H O O F D S T U K .
Gedaante van Kinderhoofden van vorenu.
§. I.
O p de V Plaat vindt men dezelfde Kinderhoofden van voren,
in de i en 2 fig. afgebeeld, die in de II Plaat zijdelings opgegee-
ven zijn, en van- welks proportiën wij reeds gehandeld hebben, in
het i Hoofdfluk van het II Deel.
D e
69
$• I 1%
D e oogen'zijn in Nieujvgebooren kinderen zeer groot fig. 1 , om
de ooghollen,' en'ftaan Vrij-: Wijd van een, ■ digter evenwel, dan dat
nog een oog tusfchen in ,v plaats zoude konnen vinden.
r^Neus en mond zijn van zelven, zigtbaar. Dan, dit hoofd, of-
fchoon de meesten in ons Land,l die. gedaante hebben, ïi zéér plat,
om dat hetf agterhoofd M M Zeer breed is., De deeten van het wezen
köoèièn1 over het geneéF in evenredigheid met de algemeen©
kinderhoofden' overeen.
% H l
. Het eenjaarig kind fig^ 2. hééft de oogen nóg aanmerkelijk 'groot,
het onderwezen langer',1 liet voorhoofd^ hoêgér en M M je g ens zwakheid;
in het géftel, bij uitflek breed, bndèrwijleii gevödt ipe® ligtelijk
dat geene van die beide wezens eenige bevalligheid hebben.
In het kind van. een JaarjS.de hoogte’van hèt hoofd tot de breeds
te naast de'ooghoüen A B : K K i 12.
A B : M M : 20» : 191. .
A B : R R ipn ■
de breedte M M : K K :rv ï9 ’’ r 12. P O = £|'’dërhalven is 4 maal
P 0 = 5. een minder als K K . indien men, gelijk natuurlijk is, de
oogen groöter fielt dan PO . dat is als i j , dat is 4 x P O — 6* De
oogen .moeten nog al grooter zijn, zoo dat \ K K ==is aan dé afftaöd
der oogen, en dé oogen zelven = Z . K M + K M is dus gelijk aan 3-1,
welke breedte te groot is in welgemaakte hoofden, dog dit was door
I 3 En