Over de oorzaaken van de verfcbillende gedaantens der
Menfcbenboofden en wezens, volgens de Oude en
Hedendaagfcbe Schrijvers.
f e j
K , l e de Schrijvers der Oudheid, Herodoius, Hippocrates, Sui*
das, Ariftoteles, Plinius, P. Mela, enz. en op hun voorbeeld de
beroemdfte onder de laateren, als Cardanus, Vefalius, Schenckms,
en naa deeze Holler, en de Graaf de Buffon, gefterkt met een groot
aantal Reizigers, hebben uit eenen mond verzekerd, dat het verfchjl
in de gedaante van onder&heidene Volken, met alleen v a l den landaard,
maar van Konst afhing, zoo zelfs 'dat deze Ronffige eindelijk
in eene natuurlijke gedaante overging. Reeds over veele Jaaren
heb ik het tegendeel aangetoond in mijne Prijsverhandeling over de
Natuurlijke opvoeding der Kinderen, bladz. 374. Haarl. Verhand*
V IL Deel 1 jluk. Hoe beuzelagtig deze uitlegging is , zal niet alleen
uit het beloop van dit geheele werk, maar van een ieder gezien wonden,
die gade gelieft te liaan, dat niet de neus ingedrukt is bij de N e gers,
maar dat de kaak, meer dan bij ons vooruitfchietende., geen
grooten neus toelaat. Indien die gedaante van Konst afhangt, hoe
koomen ’er dan breede kaaken? hoe dikke lippen enz.
Het gene zoo veele Mannen van oordeel eenpaarig verzekerden,
dorst ik niet plotzelijk tegenfpreeken, tot dat ik , over ruim dertig
Jaaren, een misdragt van eene Negerin teü gefchenk kreeg, in welke,
fchoon
• S3
fchoon nauwlijks van 6 maanden,- alle de trekken zoo zigtbaar <zijn,
dat een ieder, fchoon de kleur van h e ty ë l nog niet ‘zwart is , dit voót
een Negerkind moet aanzien.)
In het Jaar 1758 ontleedde ik-fe Amflerdam openlijk, in het Schouwburg
van het Collegium. Chirurgicum, een Negerjongen, vaft onb
trent elf Jaar, waarvan ik, het bekkeneel, nog in mijne bewaaring,
aantoondc metaIle)'de, verfcMllendheden, welkë,d'e Natuur, dat is het
land, de lucht, en voedzel bewerkt, zonder Menfchenhandèn'nodig
te hebben. -
,0 Men moest echter niet meenen, dat ik aUe verariderihg doorkonst
ónmogelijk boude: In het laatst van den Jaare 1783'. te Londen zijnde
, vergunde mij d e *H e ë r« (^ ^ eirfte‘Heèlinr^ VafjHSt. -Thomas
hospitaal, het bekkeneel aftetekenen van een benard man van St. V ijfcent,
een der Caraibifche Eilanden, vvölkars Voorhoofdsbeen -geheel
plat ingedeukt ïs,’ de 'kruin uitpuilt, en het wandbeen weder hol
ftaat,-, waardoor het hoofd zeer »langwerpig is gewörde_n. De Heer
Hunauld heeft een diergelijk befchreeven, en afgebeeld in de Mem.
de F A c0 . Aes Sciences:, 1740. in p. 5*^. pfónicèe.’ 18 fig. 1 .
Winslow Ipreekt van een diergelijken, welke van het Honden Eiland op
de West|]B|l6 van Amerika zoib imedegebragt zijn.* ’ Hij’ ïV ze e r va*-,
dwaald omtrent de. ligging.dier Eilanden, welke door jlubnef hetze
bepaald is |f in zijne Ce&grapbie, p. 5 7 a , te liggen bij keerkring
van den. Steenbok, - over het Land van Perou.
T e Oxford heb ik te gelijker tijd, als ik het bekkeneel van den
Otaheitiër afgemaaid had, den 28 Odfcob. 1785, „afgetekend een
foortgelijk ingedrukten kop-van een Jongman van Ring Georges o f
Nootka Sound, mede door den Capitein King medegebragt, en
thans