T e Oxford heb ik laatstelijk, in den Jaare 1785.* bet bekkeneel getekend
van een Ótaheitier, door den Capitein medegebragt. Tot
,nog toe heb ik geen kop van een wezenlijken Americaan konnen
pagtig worden; ook niet"van een Engelfchen Americaan, dié nogthans
iets zonderling hebben, ’t welke mij de Beroemde Konstfchilder West
deed opmerken, die dit beter beoordeelen konde, als z e lf in Penfyl-
vanië gebooren; Hun aangezigt is lang en final, het ooghol naa aan
het oog, zoo dat zij die grootheid van de bovenfie oogenleeden niet
hebben, die bij de meeste Europeaanfche Natiën zoo vee l bevalligs
gééft aan het wezen.
Wannéér ik bij den Negerkop dien van een Calmuk Verkreeg,
deeze beide vergeleek met een Europeaanfchen, en ’er een Aapen-
k°P nevens plaatste, zag ik dat zekertr lijn, langs het voorhoofd en
den bovenlip gehaald, dit verfehil in de wezens dier Natiën aantoon^
d e , en de overeenkomst van den Neger met den Aap d i & % rmaak-’
m èenïp^dezer troniën op eenen horizobtaalën lijnfchetzende, trók
ik ’er dé wezenslijnen bij, met de verfchillende hoeken; zdördra ik
den wézenslijn voorover liet vallen, verkreeg ik een Antijksch JWe-
zen*, agterover een Neger, nog meer keilende gaf deëJijn'eeirA3pi>
een Hond, een Snip. Zie daar de eerfte grondbeginselen van dit
gebouw!
Amfterdam verichafte mij daarenboven eene ruime gelegenheid, ófa
hoofden en andere gebeéntens te verzamelen ; van Menfchen :op M
lerleije jaaren geftorven, van misdragten af, tot dén hoogstmogelijken
ouderdom tóe. De vergelijking van alle deeze met elkanderen dee-.
den mijne gedagten vallen op het natuurlijk verfehil, dooi detrapsge*
tyijze aangroeijing der deelen in de Jeugd, en afneeming in den Ou-
. d er- ~
derdom veroorzaakt, en op dé zekerftë wijze om het onderfcheid der
Jaaren aftebeelden. Dic'wierdt de twëede verdieping van dat zelfde
■ gebouw; waarbij ik , - ten,£ dèjide ^voegde een nader onderzoek van
•den Lijn, welken de Oude Meesters-in-hunne beste werken gekoozen
-hadden. Eindelijk het nut der Ovaaleri en- Triangelep, als een zekeren
weg geevende tot het aftekenen van Menfchen-hoofden, nauwkeuriger
onderzoek ende voncf ik uMjde' befchoüwing en vergelijking der
’doorgezaagde! hersfenholten met ‘de kaaken, eene eenvoudige en
nieuwe-manier, om-met meerder.zekerheid,alle-zoodanige.Menfche^*
hqófden en-Beestenkoppën te fchetzen als men verkiezen zoude. *
-Zeldzaam o f genoegzaam nooit Liefhebbers.van de Tekenkohst ontmoetende,
en vooral niet van befpiëgelingen van dien-aard,- verwaar-
4oosdé ik allé d e e z ewaarneemingen, totdat ik in denj-aare 1767. met
Pijnen hooggeachte®, Vriend, den Heere 'F„ van Hemflerhuys, aan
hefcshuis- van wijlen Zijne Excellentie den Graaye van Bentink, Heefé
van Rh&ón & e , &c. koomende, onder het zien yan eene me-
•nigtêwftaaije Intaglïos, en Cameos, ||§jjj oóriptongelijke van de naa-
gefeootglé;, en de Griekfche van de Romeinfche Konftenaars onder-
fcheidde; mij wierdt bij. die gelegenheid gevraagd haar den grpnd mijner
kennis; welke ik ontvouwde, met bijvoeging, van de voornaamste
befpiegelingen ,-udie ik gelegenheid gehad haddé te maaken, De Graaf
van Rhbon, een uitmuntend kenner, en beoordeelaar van alle fraaije
konsten en wetenichappen, verrukt over de eenvoudigheid van mijne
ontdekkingen, verzogt mjj met zijne gewoonlijke beleefdheid en ijver,
mijne gedagten. te willen in orde brengén, en uitwerken,: om-’er groo-
ter nut van te hebben. .
i : Naar mijn Buiten in Friesland gegaan, zijnde om uit te rusten van
B mij