fte kant van onderen de kaaken gehecht zijn. Deeze gedaante is niet
zoo flandvastig van ’er niet zomtijds een weinig van af te wijken*
evenwel verfchilt zij niet aanmerkelijk. De onderkin ett voorhoofd
zijn in dezelfde rechtftandige linie A D .
In het éénjaarig Kind, is het voorhoofd reeds buiten de linie A D
en het agterhoofd merkelijk nedergedaald, ook zijn beide de kaaken
Q D merkelijk uitgegroeid. ,Z D was = i in het eerstgeboorene,
doch in dit zijn ze veel meerder dan een ?.
§. I 11.
Het ooghol G H is in fig. i . gelijk aan f A D en iets grooterin
het éénjaarig kind, het ooghol is mede j van het bejaarde hoofd, dan
dit wordt veroorzaakt door de uitgroeijing der , kaaken en üeiis W D ;
op zich z elven is het ooghol merkelijk grooter dan in de kindfehe jaa-
ren , waaruit volgt dat de oogholten eene evenredigheid houden, of-
fchoon de oogholten zelven, in de kinderen, naar proportie, grooter
zijn.
§. I V .
O
Nieuwgeboorene kinderen,zonder tanden geboören wordende, hebben
de opperkaak Z R zeer ondiep, als het een jaar oud geworden is ,
groeit het deel bijnaa eens zoo groot. In den bejaarden Haat is de bovenkaak,
de tanden uitgezonderd, g maal en met de tanderi 4 maal
zoo groot, meerder o f minder naar de fterkte en bijzondéren aart
van het- Mensch.
D e bovenkaak zet zich ook voorwaards uit, doch langzaam, de
vijf
(Si
vijf kiezen vinden eerst plaats, als wij omtrent 20 jaarén oud zijn.
Z.D is = van A D o f V — In het kind flegta-y fig.i. in fig. 2 f l t
§. V .
De onderkaak ondergaat omtrent dezelfde verandering, T K wordt
niet alleen grooter, maar de punt o f hoek K fchiet ook' agter waards,
zoo dat die bijnaa rechthoekig koqmt onder den knobbel T . althans in,
de Chineefen en andere Oofter/bhe Volkeren.
De kin fchiet onderwijlen geheel naar voren, gelijk best blijkt uitr
de vergelijking van de derde mot dejzvee voorgaande figuren. Z ij
is immers nu wel Ty voor de wézenslijn in W ,d a a r zij in een recht-
Handige lijn gevonden wordt in d©.* 1 'fig. - Tanden en kiezen in bei-
de kaaken genoegzaam gelijktijdig uitgroeijende, vormen- zij zich naar
elkander, zoo evenwel dat de ondérfte tanden binnen de, bovenlijf
blijven in welgemaakte hoofden.
De korte afïland van Z H , datris Van de kaaken en neusbeen
tot het jukbeen, maakt, dat alle. kinderen een plat aangezigt hebben,
't gene door,Flamingo, Quesnoi inzonderheid best in acht genoomen
is geworden. De Ouden hebben de^onderkaaken bij-de kinderen altoos
te lang gemaakt, en zijn daarom niet geflaagd in het beyalljge van
dien ouderdom.
' §. V I.
De neus kan tweeledig aangemerkt worden. Het gedeelte van den
wortel o f kneep W , Welke haar O en G de voorhoofds-holligheden
genoemd worden, en de neus zelve W Q fig. 2 en 3.
H 3 D e