mu
t i l
dan het andere wordt , gelijk ik met een aanmerkelijk voorbeeld in
mijn Kabinet kan bevestigen.
Bij een manken keert de geheele knie naar binnen door den draai
van het dyebeen. De fleutelbeenderen worden bij alle fcheeven en
geboggelden recht en langer.
Ik zwijge het verderfelijk gevolg van de Keurslijven, waarmede onze
Vrouwen alle haare kinders bederven, nog niet geleerd door haaf
eigen voorbeeld.
Wij beiaechen de Chineezen om dat zij de voeten hunner Vrouwen
zoo geweldig bederven, en wij vallen zelve in die dwaaling; mijne
Verhandeling over den besten Schoen, is daarvan het leerzaamst bewijs.
Wij gaan verder dan de Chineezen, want wij maakenniet alleen
de voeten van de Vrouwen tot den gang onnut, maar 'ook de onzen.
De hakbanden geeven een indeuk aan de hoofden van onze geringere
Vrouwen, de kousfebanden maaken een diepen kring onder de knie,
even als bij de Brafiliaanen, die het voor een cieraad houden.
De opvoeding, lighaams oeffeningen, en een gepaste levensaard,
maaken de Mcnfchen mooijer van aangezigten leden; zij geeven eene
bevalligheid aan het lighaam; zij maaken zulk een yerfchil tusfcheh een
verwaarloosd en plomp Mensch, en een welopgevoed Man, dat men
nauwlijks vermoeden zoude, hoe een en hetzelfde fchepzel door zeden
en gewoontens alleen zoo merkelijk veranderd konde worden 1
. 5. V I L
Bijzondere Landziekten hebben geen minderen invloed, de zoogenaamde
Engelfche ziekte, o f Rachitis, geeft gelegenheid tot allerléie
n
mismaaktheden van het lighaam. Het blijkt nogthans uil:
dat men in het beste luchtgeflel de'r waereld daar mede, even als in de
koude Noordfche en Züidelijkfehe lüchtftreeken Sukkelde, anders was
het hem-.; ónmogelijk geweest alle de ziekten daar uit voortvloeiende,
zoo meesterlijk te befehrijven,
§- V I I I .
Zoo beklaaglijk ais de békten zijn, Welke de verfèhillende mismaaktheden
aan lijf en leden veroorzaaken, zoo wreed ën onmèriTéhe-
lijk was de fmaak der tijdgenooten van 'Longinus, waarvan hij in dé
43 §. van zijn'heerlijk werk de'fhÜmitatè p* a*33.’IprèèÊei ’’van lust
te hebben in Dwergen, -die in‘ kastjes opgeflooten | en door banden
zoodanig gewonden wièrdën, ditze tefFeris'dobr mismaaktheid bêlacchè?
Ejk waareti. ï Hij fehijntdit verhaal zoo wreed gevonden1 te hebbei*
van ’er gëè-n geloof aan te durven geeven. Wij deeren nogthans Uit
SdetomMy dat aan de huizen der Grooten zulke mismaakte Dwergen
gevonden wierden. Tiberius- wilde nogthans, die ludibria naturce*
die belacchëïïjkë vöortbrehgzels dér natuur niet dulden. Akxander
Severus integendeel vermaakte ’èf hét Vólk mede. In Rusland worden»
ze nog aan. de Hoven der Vorsten gevonden.
D E R