5 4 - ^
en groot vereischt wordt. De onderlip om dezelfde reden moet de
bovenlip volgen. De neus uit de linie T S , Tab. I. fig. 3. even verre
uitgroeijende, moet door het vooruitfteeken der bovenlip noodwendig
ingedrukt fchijoen, zonder dat daar toe Konst vereischt wordt, o f de
Ouders o f Vroedvrouwen noodig hebben, denzelven, met geweld,
intedrukken o f de lippen uitterekken.
De breedheid der neusgaten in het beengestel, vereifchen van ge»
lijken eenen breedenneus, en maaken dién noodzaakelijk, om dat de
lellen buitenwaards geplaatst zijnde, van binnen met' de beenige gaten
overeenftemmen moeten. Waarom hebben dan de Wijsgeeren, waarom
de Reizigers, die zich zoo grcetig met gemeene ipreukjes laaten paai»
jen, ons niet teffens verzekerd, dat de Negers, de neuzen zijdelings
uitbonden? De fchok tegens den rug van de Moeder kan ten anderen
den kraakbeenigen neus wel een weinig platdrukken, maar de gaten
niet zijdelings en regelmatig verwijderen.
D e platheid van het wezen hangt a f van het vooruitgroeijen van hét
jukbeen, van C Q Tab. I. en Tab. II., en hieruit volgt klaarblijkelijk,
dat de wezens der Oofterfche Volkeren niet platgedrukt worden,
maar uit eene natuurlijke oorzaak plat zijn; vooral wanneer ze met de
onze vergeleeken worden.
Wij hebben teffens aangeduid, dat in de Negeren het- agterhoofd
zwaarer is dan het voorhoofd, dat is dat C D E . Tab. I. ‘fig. 3 , meer
zwaarte hééft dan E .T .G .S .P .C . De Negers gooijen derhalven,
om het evenwicht te bewaaren, het hoofd agterwaards over, voornaamelijk
de jongens, \ welk niet gefchieden kan, o f zij moeten teffens
de lendenen inwaards buigen, en derhalven den buik voorover zetten.
Hierbij koomt, dat zij bijzondere fmalle heupen, dat is , een nauw
bek-
5 5 ^
bekken hebben,.;zoodanig, dat de breedte tot' de diepte is :: 9 : 7 ,
daar hie anders gevonden worden in ' de bestgeftelda Mans-fcelè&
hen : : n : 7* ü-Indien nu de Negers ;$geljjk' wij meeStsibvan buni,
als flaaven vorderen, in hunne kindsheid tót zwaar ■ werk'gedwongen
worden, moeten de kniën binnenwaards o f buitenwaards burgen en zij
kromme beenen krijgen; meer andere oorzaaken kunnen hier bijkoo-
men,: die wij niet'uitleggen willen, om dat'wij geëtt voornemen hebben,
om het geheele lighaara nauwkeurigs te* bj^ehrijvêh. ^
,' - Het^js genoeg, „aangetooud te hebben, dat de Konst hier niet meer
toe doet,,, als aan de kleur o f gekroesdheid van hét hai’r,- en1, dat de
Natuur alleen, alle deeze verfchillende trekken té wege brengt. ■
§. I 1 I.
De Kalmukken, ‘ ChineefenSfamraers, moeten om dé bovengemelde
redeneri een .plat wezen hebben, een liéinéQ.'‘öë^|'iwe lkei| ga*
ten wijd open ftaande, konnen.gezien worden, hunne lippen moeten
naar evenredigheid der opperkHSks-bjfeedte grooter o f kleiner zijn,
dan die van de NegefS*
Laat ons eens toeftemmen, dat z ij, gelijk de Oude Griekfcfie Schrijvers
willen , met plankjes de Zijden van het; hoofd plat drukken; waarom
is dan de zijde van het hoofd niet vlak? waaróm fteeken de jukbeenderen
zoo fterk uit, daar die van.gelijken ingedrufct moesten zijn ?
hoe koomt- het dat de tusfchenwijdte, tusfchen de ophollen zoo
klein is ? gefchiedt dit dqpr zamendrukkiog, zoo-zou de geheeleop-
perkaak teffeiïS- fijdelings platter zijn,- daar die^vèel fceedër is dan in
andere Volkeren.
Ver