De.Antijken hebben de hoofden, gelijk naderhand duideüjkergetoond
zal worden, door het voorover' laaten vallen van de wezenslinie M G
fig. 3. PL 1L hooger gekreegen boven den kruin, ter lengte van Y E É i
M H . hier door is IH in de 5 fig. Tab.- III, fchoon- uit hetzelfde
hoofd aladg» 4. gevormd, groöter oJ|hooger, dat is : : 3 3 , zij heh-
ben M N — P O genomen, dat is het agterhoofd minder breed, g e maakt,
de kaak fmaHer, en dé oogen wijder van. een..
Zoo- dat IH : P O : t 33 : ae.
M N 1 W X :: 20 : 3 7 . '
M N : U V : : a o r : ld .
Het aangezfgt maakt derhalven een veel langwerpiger ovaafl
Zij hebben O P gedeeld in 4 gelijke deden-, en zulk een deel.ge*-
Boomen voor het, oog, en de afïtand tusfchen beiden in i P 0 = 3 ast
Y Z . daar die flegts 2 was in het Moderne hoofd;
- D e neusgaten- even wijd als in ons blijvende * worden de: lellen zo o
Breed als Y Z , de afltand der oogen en als de mond ZR»
D e neus meerder voorover hangende, gelijk in de II BI. fig. 4 ,
wordt die zoo veel langer als T h en daardoor de bovenlip korter. £
De oogen liaan door het voorover hellen van de- wezenslijn dieper
binnen, het voorhoofd, en de middellijn, die' door de OSghoeken hee-
een loopt O P fnijt IH in d in twee gelifte deelen.. Doch dit gebeurt
niety. dan wanneer M G fig. 4. Tab. 2. met A B eenen hoek.
maakt van 100 graden, het maximum^ het uiterfte der vooroverhel-
In g van die linie.
Natuurkundigeuïtkggtng. van alle- de verfehHksnd$:MeV‘
ken in de wezens van onderfcheidem Volkeren; ^
iji hebben reeds,, in.het tweede Moofdfitpk,- alle - de oorzaakera*
zoo door de Ouden als hedendaagfche Schrijvers yoorgefteld,.. opge^
geeven, en onze gedagten gevoegd, bijidie van den fchrandere%BujJotj^
dat het Climaat, daarin de Luehtftreek, het voedsel en. zeden begrijpende,
alleen in> Haat was om aan het gebeente, en derhalven ook
noodzaakelijk, aan de zagte deelen, eene -jpgoadere en eiggnaartige
gedaante te; gepven.;, Wanneer wij hier bijvopgen dat verfcheidene
ziektens, aan zommige Landen eigen,, .hiertoe medewerken, zullen
wij ons niet verwonderen moeten, dat,?, gelijk ia de Planten, Vogels
en Dieren, van denzelfden aard, in onderfcheidene Landftreekem,
veel verfchil gevonden, wordt,, ook. in de Menfchen iets diergelijks,
plaats, hebben
X 1 1
■ Wij vleijen ons zeêt któar aangetoond te hebben, dat in dé N e geren
de bovenkaak merkelijk uitgroeit, en dat daar door de linie M G
sgter overhelt en eenen hoek van 701 graden uitmaakt fig*. j en. 4 ,
Tab. I. Het is derhalven, Natuurkundig g e fp ro o k en z e e r zeker.,,
-dat ook de tanden fchuins naar voren- Haan moeten, en .d a t, zullen
deeze gedekt worden, de lip,, inzonderheid^ de bovenfte, lang, dik
G 3. ens