mijnen geftaadigen Akademifchen arbeid, ondernam ik dit moeijelijk
werk tot uitfpanning. Schielijk ontdekte ik ontelbaare moeijelijkhe-
den, ik moest niet alleen nette aftekeningen maaken van de verfchil-
iende Bekkeneelen, maar een middel vinden, om dit met nauwkeurigheid
te doen, ’t welk eindelijk gelukte. Die tekeningen moesten
vervolgens bijeen en op dezelfde fchaal gebragt worden; De beste
antijke koppen moesten zoo wel als de Prenten der beate Meesters
op nieuw worden onderzogt en beredeneerd. Oude, en Nieuwe
Schrijvers over de natuurlijke historie van den Mensch, en over de
Tekehkonst dienden geleezen, en hunne Hellingen wel onderzogt,
en herkauwd te worden.
Het werk onder de hand zwellende, wierdt meer en meer uitgearbeid,
en teffens van alge meener nut; ik vleide mij hiermede niet
alleen aan de Liefhebbers der verhevene konstftukken der achtbaare
Oudheid te zullen konnen voldoen, maar ook aan de beoeffenaars
der Natuurlijke Historie, en vooral aan de jonge Tekenaars, en
Beeldhouwers. Ik voltooide eindelijk, in de tusfchen invallende va-
cantien, in ftilte buiten op het .land zijnde, de fchets van deeze
Verhandeling in het laatste van Augustus 17Ó8.
Ingenoomen met mijne ontdekkingen, gelijk het gemeenlijk gaat,
gaf ik ’er aan vericheidene Liefhebbers der Schilderkonst een betoog
van; men oordeelde het zou nuttig, en een dienst gedaan zijn
aan de Teken-Akademie te Amfterdam, wanneer ik in derzelver Zaal
eene openbaare Reden voering wilde houden over dit ftuk. Ik onderwierp
mij aan het dringend verzoek der Heeren Directeuren, en
bezigde ’er twee dagen naa elkander een uur mede, den 1 en 2den
van Augustus in den Jaare 1770; hebbende alvorens, om tijd te
wmwinnen,
op eenige paneelen, de nodige tekeningen van de Bekkeneelen
gemaakt, trok ik de overige, in tegenwoordigheid van
eéne talrijke menigte der aanzienelijkfte en kundigfte Lieden der Stad.
Mijne poogingen om aan dp Tekenkonst nuttig te zijn noopten
den, W el Ed. Geftr. Heer Burgemeester Huyghem, als Opper-
DireCteur en Befchermer, en alle de andere Heeren Directeuren
dier beroemde Akademie, 'om mij tot Dank-erkentenis eenen Gouden
Penning ten gefchenk te zenden, mët het gewoone emblema van
hunne Akademie, op welke tot revers dit volgende allerkonftigst gegraveerd
is:
Eeregefchenk van den Hoofd - Dire&eur, en der andere Direc-
' teuren dezer Akademie, aan den HOog Geleerden Heere,
Petrus Camper, uit erkentenis van bet nut zijner lesfen, in
baare Vergadering gehouden in de faaren 1770 en 1774.
De Wel Ed. Heer 'Ploos van Amfiel, beroemd wegens zijné
doorgrondige kennis ‘in deze Edele könst, gaf in de Vaderl. Letter-
oefeningen IV. deel IX. ftuk. eene korte, dog zeer wel begreepe-
ne , en uitgewerkte fchets van deeze twee Lesfen, welke het verlangen
naar deeze uitgaave fteeds grootèr maakte.
Zestien Jaaren zijn ’er onderwijlen verloopen, zonder" dat ’er gelegenheid
geweest is om dit ftuk het licht te doen zien. Mijne
veelvuldige bezigheden beletteden mij om het nog eens bedaard,
overtezien, de uitbreiding van eenige, èn verkorting van andere
Hoofdftukken, de moeijelijkheid om een kundig, en teffens kons-
tig Plaatfnijder te verkrijgen, waren zoo veele hinderpaalen om de
uitvoering tegen te houden. Eindelijk, liet zich de beroemde R.
B 2 Vin