—
§. I I I .
D e tweede is genoomen van den kleinen Orang Outang, verkleind
tot een vierde, denzelfden* welken ik afgebeeld en befchreeven heb-
be in mijne Natuurkundige Verhandeling over dit-dier,: te Amfl-, bij
.de Erven P. Meyer en G.ÏVarnars gedrukt, Tab. II. F ig .. ren 2.
deeze had, als nog zeer jong zijnde, Ilegts twee kiezen.
D e wezens lijn M G. maakte met A B o f N D , eenen hoek van
58 graden. N C was : C D , :: 7 : 4. en E C : C F ., genoegzaam
als- 6 : 4.
Het hpoge-voorhooftl, geeft hierdoor iets .meer MenfdieKjks aan dit
D ie r, de oogholien ftaan hooger open; waardoor de oogen ze lve zieh
aangenaamer vertoonen.
Edwards dit zelfde foort, fehoon gebrekkig afbeeldende ; in-.zijné
Glainures de VHifi. Nat. .1758, Tab. a i 3. geeft aan de wézenslijn
een hoek van 55. welk klein verfchii over het hoofd gezien kan worden,
om dat in de Mènfchen zeer dikwerf grooter onderfeheid plaats
heeft.
Men-heeft-, -zedeft kort, den waaren Pongpwederom oStdeKi-op
Borneo, en in de Verhandelingen van Batavia in het II, Eeel\ blad®.
Ü4S.; befchreeven; dit Dier is, over het geheel, .gelijkvormig' aan
den kleinen j doch ruim eens zoo. groot; ik bezit den kop van een. die
53 duimen, dat is 4 voet en 5 duimen hoog geweest is, daar de
kleine zelden meer dan 2f voet bereiken, Deezé is-nogthans minder
menfchelijk, om dat de kop platter, de jukbeenderen breeder, en
de kaak meer vooruitfheekende is Qa).
, 3 m t §. i v.
(jp De wezenslijn maakt met den-horizont eenen hoek van 47 graden.
V.
f Het bekkeneel van den jongen Neger,* ctë -3 fig. der J. PIk|, göëft
terftond. eerie MenfeÜelijke gedaante té kennen: Hij'was iü hetwisfé*
lemzijriér tanden,.gelijkl:men bij- de:tweede kies,- etoronder aan den
haaktand.zien kan, ^ie(, 'uitgevallen zijnde, denpree;ds opkooBienden
niéuwen tand t e zien geeft:: ’Hij J hadt riog- niét ö^ér 'dhn vier-feiézen
aamwpderzijde.-. Het doo’dfe lighaam van', dezen .Jongen' ontlëedde ik
openlijkjte Amfterdam: in„dên J^are *07^8: $
De wezenslijh M G maakte eenen hbek.van:70 graden:r^&fhori-
zontaale Knie N D.
N C G D :: 7* 1? al o f als 3*1 :v
E C : C F :: t 5. o f als 17 : 10.
De punt ^an bet jukbeen^ ftondt'af-van G^déirgfefiöbiltegv
dat is N iü : Si C :: 4f : 4: o f ,N Ó . ==i’£2'C.fciBïet is dit uftfteekend
deelï £>. 4’t ^elkt de'.platheid. der f wezens 'bhpaaitjf zoo uitmuntend
aahgeweézen in de-Penningeh van Bocfymop de IX.- Plaat i j^ r en- 2.
Alkert Durer, offehoon bij,- inizijn Vertoog-ovërfdë Gedaatite-Ver-
'Msfelingen der .•«flegts örevaffig: den. Moor hééft alg©*
beeld,:;i§ de hoek van de wézensKjfi; nógthanS a liln deli'Mzéh', op
graden uitgekoomen^iosw dePropt&mL&c./bk(iz. 186.
De ©udemfcMjnen öp het Charaéteristijke der Néger- wezenslijnën
vrij oplettend geweest te zijn sg elijk Inzonderheid te zien i§ bij den
Gallus MeeêM ^aut. Tom. VII. PI.! 57Vjïg, 1 en .2 , én PI.
8i=. -bg. 5. mede.-in het V. Deel. f i j| £.0; fig* af waarin tótProfilen
van Negerhoofden tot Lampen gevormd, zeer, nauwkeurig waargénoo-
men zijn.
E 3 i V.