II. Biz. 185, n°. 789. Is groot 9 mM. en de keerzijde blank.
II. Biz. 188, regel 14 v. b. en elders te lezen: acacia.
II. Biz. 190, regel 2 v. o ., te lezen: 1874.
1858. 13 Mei.
N°. XXVIII. Insigne der scherpschuttersbond te Utrecht, op-
gericht den 13 Mei 1858.
Het Nederlandsche wapen, hangende aan de koninklijke kroon
en rüstende op twee en sautoir geplaatste buksen, waarover een
lint met de wapenspreuk JE MAINTIENDRAI hangt.
Zilver, met oog en ring, gedragen aan een orarijelint. Mede-
deeling van den heer J. W. F. N i e n h u i s , te Amsterdam.
II. Biz. 203, n°. 812. S t e e n e n h o e k , volgens Revue de la
Numismatique Belge 1888, p. 213 (4) gesneden door Un a rt.es
W ie n e r .
II. Biz. 206, n°. 816. Aan J. E. d e G r a a f (V o o m b e r g h n°. 2844).
II. Biz. 207, n°. 818. Ve reeni gi ng. Gesneden door C h . W i e n
e r , Revue 1888, p . 243 (98).
1858. 1 December.
N°. XXIX. Draagteeken der Loge te Delft.
Voorzijde : Tusschen twee eikentakken, het gekroonde wapen van
Delft, waarnaast : > 18—58
en waaronder: 1 DEC.
Keerzijde: Tusschen twee eikentakken, een passer en driehoek
en sautoir, waar boven : F. C. Q. D.
Zilver, gegraveerd, met oog en ring. Groot 25.
ü. Biz. 210, n°. 822. 1860.
Bij de medalje ter eere van wijlen E. W. v a n D am v a n I s s e l t ,