II:
261
sen, liggen en op welks voorzijde men vervat in een eiken-
i en lauwerkrans, en onder een bloemenguirlande leest:
v .(a n ) h o g e n d o r p .
v .(a n ) d (e r ) d u in
v .(a n ) m a a sd a m .
V.(a n ) LIMBURG
STIRUM.
De drie genoemde personen zijn: (a) de Wijsheid of Gerech-
tigheid, voorgesteld als eene vrouw in een lang kleed gehuld,
het hoofd gedekt met een heim, in de rechterhand een hoorn
van overvloed dragende en met den linkerarm een pijlbundel op
hären boezem, of haar hart drukkend.
(b) De vrijheid, eene jonge maagd hare speer, gemonteerd
met den vrijheidshoed, dragende. (Deze beide personen wenden
haar gelaat naar de Nederlandsche maagd.) (c) De Oorlog of
Mars, dragende op den linkerarm een schild (waarop de pijlbundel
en de jaartallen 1813— en 1863 zijn te zien) en een
zwaard in de terneder gebogen rechterhand, wendt zieh van
haar af. Aan zijne voeten ligt een afgescheurde keizerlijke ade-
laar, een verbroken zwaard en keten.
Omschrift: VAN VREEMDEN DWANG BEVRYD,
HERDACHT NA VYFTIG JAAR
Daaronder :
OPENB.(abing) IX V.(eks) 1 1 ‘) JES.(aja) LXIII V.(ees) 4=).
In de afsnede: n o v e m b e r m d c c c x i i i .
NOVEMBER MDCCCLXIII.
M. C. DE VRIES. J B. INV.(ENIT) ET FEC.(lT ).
Keerzijde: De naakte gevleugelde muze der Geschiedenis, met de
boven haar hoofd zwevende vijfpuntige ster der Onsterfelijk-
‘) Openb. IX vers. 11: En zij h ad d en over zieh to t eenen Koning den
Engel des afgronds.
a) Je sa ja LXIII vers 4 : W an t de dag der w raak was in mijn h a r t en h e t
ja a r mijner verlosten was gekomen.