8
een aantal Geneesheeren en Heelmeesters in de tien Noord-Neder-
landsche gewesten de gouden médaillé ter waarde van f 50 toe-
gewezen, ter zake dat zÿ het grootst getal personen, zonder
eenige belooning, in den loop van 1818, in die gewesten hadden
ingeënt. Zie Alg. Konst- en Letterbode 1820, blz. 243—245.
581. 1840. 5 December.
T e r h e r i n n e r i n g a a n den
i n t o c h t van Kon ing Wil l e m II en zyne ge mal in
in ’s Gra ven hag e .
Geschonken aan de Eerewacht in zilver en aan Z. M. in goud')
bij besluiten der stedelijke regeering van ’s Gravenhage van 11 Dec.
1840 en van 19 Maart 1841. (Zie Dagblad van ’s Hage, 19 April
1848. v. d . Chys H | blz. 539—541.)
Voorzijde Der gewone belooningspenning van ’s Gravenhage (wapen).
Keerzijde: In een krans:
5 DECEMBER
1840.
582. 1841. 24 Januari.
IJ s g an g. (Belooningspenning.)
Koninklijk Besluit, instelling eener medaille als blijk van erken-
telijkheid voor het verrichten van menschlievende daden J).
') In zilver ook in Kon. Penn. Kab. Aanw. 1869, blz. 12 m e t den naam
W. KEMNA-,
a) Niet opgenomen (in extenso) in Luttenberh’s Chronologische Verzame-
ling der w etten en besluiten betrekkelijk h e t openbare be stu u r in de Neder-
landen op (1841) blz. 18, m a a r a ld a a r le e st m en : „Zie besluit van 22 Septem
b e r 1855. C. V. 240“ en a ld a a r in 1855 als Bijlage A , blz. 240 van h e t
besluit van 22 Sept. 1855:
„Met wijziging in zooverre d e r Kon. besluiten van 7 Mei 1837 en 19 en