En willende door het instellen van een eereteeken, ter beloo-
ning van zoodanige langdurige dienst, die, gepaard met een
aanhoudend onberispelijk gedrag, is bewezen de uitvoering van
art. 33 der wet van den 1 1 April 1827 (Staatsblad n°. 17) re-
gelen en daardoor een blijk geven van Onze belangstelling in
de dienst der schutterijen, enz.
Hebben goedgevonden en verstaan:
Art. 1. Eervolle langdurige werkelijke dienst bij de schutterijen
wordt beloond met een eereteeken.
Art. 2. Het eereteeken bestaat:
Voor de o f f i c i e r en
In een zilveren gesp1), waarop het cijfer, aanduidende de
hoeveelheid der werkclijk volbragte dienstjaren in een door vijf
deelbaar getal, n.l. XV, XX, XXV enz., is gesteld, te rnidden
van eenen krans van olijf- en eikenloof zieh slingerende om
en zieh vertiefende boven twee kruiselings liggende zwaarden:
het geheel van denzelfden vorm als het onderscheidingsteeken
bij Koninklijk besluit van den 19 November 1844 n°. 46 inge-
steld voor de officieren van het leger.
Voor de o nd e r o f f i c i e r e n en v e r d e r e l e d e n
d e r schut t e r i j en.
In een schild, waarop in verheven letters voorkomen de woor-
den „TROUWE DIENST“ ; het schild geplaatst voor v— en ge-
deeltelijk bedekkende — een trophee van vaandels en wapenen,
waaronder, mede in verheven letters, half cirkelvormig is gesteld
het woord „SCHUTTER.IJ“ , het geheel gevat in eenen
) Deze gesp werd (volgens een la te r Koninklijk besluit) veranderd in een
m a t zilveren vierhoekig kruis m e t getakkelde ra n d e n , waarop de olijf- en
eikenloof k r a n s , rü sten d e op de twee zw a a rd en , en h e t cijfer XV, XX, XXV
enz. verguld geplaatst is.
1
i l f l l
I