1841. 29 December.
I n s t e l l i n g va n de Lu x emb u r g s c h e
Ord e van den Ei k e n k r o o n bjj b e s l u i t van
Koning-Groot h e r t o g Wil l em II.
Zij strekt tot belooning van burgerlijke en militaire Verdiensten,
inzonderheid door ingezetenen van Luxemburg bewezen
en aan uitstekende kunstenaars. Het grootmeesterschap is aan de
Koninklijk-groothertogelijke kroon verbonden. De orde bestond
oorspronkelijk uit vier klassen: grootkruizen, ridders met de ster,
commandeurs en ridders. Later, bij besluit van 3 Februari 1858,
is aan de orde toegevoegd de klasse der officieren, rang heb-
bende tusschen de commandeurs en ridders. Tevens werd toen
bepaald, dat de ridders met de ster den titel zullen voeren van
grootofficier. Bij hetzelfde besluit is in de onderscheidingsteekenen
eenige verandering gebracht en aan de orde eene eeremedaille
verbonden.
Het versiersel der orde bestaat in een kruis met vier zilveren
armen, in het midden waarvan op een groen geëmailleerd médaillon
eene gouden W , gedekt door de Koninklijk-groothertogelijke
kroon, met het devies: „JE MAINTIENDRAI“ in gouden
letters op rood émail, het devies omgeven van eene eikenkrans.
Het juweel der orde is een kruis met vier armen van wit émail
met goud omzoomd, in het midden daarvan eene gouden W,
gedekt door de Koninklijk-groothertogelijke kroon op een groen
geëmailleerden grond. Het lint der orde is oranjegeel met drie
donkergroene strepen. Het teeken van onderscheiding is:
voor de grootkruizen het versiersel der orde, met dit onder-
scheid, dat het zilveren kruis wordt vervangen door een zilveren
ster met acht stralen, op de linkerborst en het juweel der orde
aan een lint, vier vingeren breed, en echarpe van de rechter-
naar de linkerzijde;
voor de grootofficieren het versiersel der orde op de linkerborst