593. 1841. November.
Be l o o n i n g s p e n n i n g e n
d e r Zu i d-Ho l la nd s ch e Maa t s c h a p pi j
t o t r e d d i n g v a n S c h i p b r e u k e l i n g e n te
R o t t e r d am, o p g e r i c h t in 1824.
Voorzijde: Een strandgezicht. In het midden een man, bloots-
voets, die een half gekleeden schipbreukeling in zijne armen
wegvoert. Rechts op den achtergrond, vlak aan zee, twee
personen bezig een bezwijmden, op den grond liggenden schipbreukeling
op te richten. Links een achtersteven van een op
het strand geworpen groot schip en een sloep, waarin een
man met een boom bezig is het vaartuigje weder tot redding
in zee te brengen.
In de afsnede: g. loos d ir .(exit) konig feg .(it ).
Keerzijde: Een zware krans, van eikenloof.
Omschnft *
ZUID-HOL LAND SGH E M A ATSCH APPY T O T R E D D IN G VAN
S C H IP B R E U K E L IN G E N T E RO T T ERD AM .
Gr. 38. (Zie v. d. Gh y s , Tijdschrift II, biz. 955—956)').
594. Als boven.
Voorzijde: Dezelfde voorstelling met eenig verschil, vooral in de
wegwaaiende zeilen van het schip of wrak.
In de afsnede: v(an) d(er ) k .(ellen).
Keerzijde: Een veel losser krans van eikenloof.
Gr. 31. Gat. Ulrechtsche Muntverz. n°. 35.
*) Prof. v. d. Ghys bericht t. a. p. biz. 955 a lth an s de toezending e r van
in 1841 met groote kla ch ten over h e t voorbijgaan van de toenmalige vader-
landsche graveurs.
J) Werd nog in 1847 u itgereikt a an G. W. S andhoi.m 26 December 1846.
(Ingesneden). Brons.