Alg. Konst- en Letterbode, J 858, bl. 297.
Groot 44. Z. 199 W. en in Brons.
D. A. van Limbürs Stirum, De meerderjarigheid van den ver-
moedelijken erfgenaam der Kroon, Akad. proefschrift (1858), die
de meerderjarigheid volhoudt evenals (3 December 1844) in Alg.
Konst- en Letterbode 1844, II, n°. 54, bl. 427. Bestreden door
M . G. J. van Assen in zijn De Taal der Grondwet en eenige Aan-
teekeningen (I*" stuk Art. 1—69), Leiden 1844, 8°. XVI en
98 bl. op Art. 37, 47 en 71 Gw. ; alsmede door Ambroos.
van der Does de Bye (Jnr. Gand.) in zijn tegenschrift (1858):
Bedenkingen tegen de beweerde meerderjarigheid van den prins
van Oranje, bij de vervulling van zijn achttiende jaar en zijne
afkomst uit Guilelmus Ereremita (1858), beoordeeld in de Vad.
Lett. 1858, I, bl. 626—627 De Vad. Lett. 1859, I, bl. 155,
handelen over een brochure van Mr. P. van Bemmelen, over de
Meerderjarigheid van den Prins van Oranje (Leiden 1858 bij P.
Engels). Deze is voor het gevoelen van den Graaf van Limburg Stirum
en tegen dat van van der Does de Bye. Desgelijks de recensent.
811. 1859.
Dr a a g t e e k e n van de Loge Le P r é j u g é Va inc u
te De v e n t e r op g e r i c h t in het j a a r 1784
bij hun 7 5 j a r i g bes taa n.
Geopend boek, waarop gegraveerd zijn de letters:
0 .\ D.-. DU
P.-. V.-. PRÉJUGÉ VAINCp
5784 5859 = 1784—1859.
Het boek ligt op een geopende passer en winkelhaak. De
passer draagt een zilveren kroon. Het draaglint is hemelsblauw ').
‘) In 1853 werd lid dier loge de he e r W. D. H e l d e h m a n . In 1878 schonk
I I
IU