I l l I 1 1 1
Im
IH
229
4* 848. 1861.
Twe e h o n d e r d v ijf en twi n t i g j a r i g b e s t a a n d e r
Ut r e c h t s c h e Hoogeschool .
Voorzijde: De Utrechtsche stedemaagd, herkenbaar aan hare
muurkroon en het nevens haren antieken zetel staande St.
Maarten-wapenschild van de stad Utrecht, steunt met de linkerhand
op dien zetel, waaruit zij is opgerezen. Zij houdt met
de uitgestrekte rechterhand een krans boven de gehelmde,
langgelokte buste van Pallas, staande op een kolom, waarin
de jaartallen MDGXXXVI en MDGGGLXI gegrift zijn en wier
voet door lauwerstruiken omgeven is.
Boven haar leest men:
QUIS. SEPARABIT
W ie z a l z e 1) s c h e i d e n
Keerzijde: In een lauwerkrans:
ACADEMIAE
TRAIECTINAE
XLV. LVSTRIS. PERACTIS
HVNC. NVMMVM
CIVITAS. TRAIECTINA
DICAVIT
MDCCCLXI.
Bij h e t 2 2 5 j a r i g b e s t a a n d er Ut r e c h t s c h e
Aka d emi e h ee f t de g eme e n t e Ut r e c h t h a a r dezen
p e n n i n g in h e t j a a r 1861 gewi jd.
Groot 37. Volgens Gat. Mr. J e r . de V ries J er z . n°. 4132, gesneden
door J . P. Menger. Brons. Stempels ’s Rijksmunt. Museum n°. 56.
Voor dit tijdvak en 25 jaren later zie: Utrechtsche Hoogeschool.
Veertien jaren na het begin en veertien jaren voor het
einde der negentiende eeuw 1814 en 1886. Historische Bijdrage
door A. van B erkel Amst. 1886. f 1.50.
') Dat is : de stad of gemeente Utrecht en de Akademie.