
CRUCIANELLA ANGUSTIFOLIA L
Smalbladige Kruisjesplant.
Hoogduitsch: Schmallbiattriges Kreuzblatt.
Engclsch: Narrow-leaved Croeawort.
Bloeit: Mei—Juli. ©.
PI 1882.
Stelsel van Linnaeus: Cl. IV. Tetrandria. Ord. I. Monogynia.
Natuuelijk stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Kubiaceae.
Geslachtskenmerken: Flores hermaphroditi solitarii vel bini basi tribracteati spicas imbricatas
distichas vel tetrastichas formantes. Calycis margo obsoletus. Corollae infundibuliformis 4—5-fidae
lobis in appendicem eaudaeformem intus flexam abeuntibus. Stylus bifidus stigmatibus globosis.
Mericarpia sicca oblonga vel oblongo-linearia rarius semiglobosa.
Herbae annuae v. perennes basi interdum suffrutices eorollis vespertinis id est nocte patulis.
Bloemen tweeslachtig afzonderlijk of bij paren, aan den voet met drie schutbladen, een twee-
of vierrijige aar vormend. Kelkzoom ontbrekend. Bloemkroon treehtervormig 4—5 spletig met
lobben die eindigen in een staartvormig naar binnen gebogen aanhangsel. Stijl tweespletig met
bolvormige stempels. Deelvruchtjes droog langwerpig of langwerpig-ljjnvonnig, zeldzamer half-
bolvormig.
Eenjarige of overblijvende kruiden, aan den voet somtijds half struikvormig met bloemen die
’s avonds en ’s nachts geopend zijn.
Soortelijke kenmerken : annua, foliis linearibus infimis lineari-lanceolatis, caulibus erectis stricte
ramulosis praeter angulos laevibus, spicis linearibus quadrifariam imbricatis, bracteis subaequalibus
ïanceolatis acute carinatis acutis nervo dorsali valide, corollae tubo bracteis subbreviore, limbi
minuti lobis brevissime mucronatis, mericarpiis oblongis, albo-maculatis.
Eenjarig; bladeren lijnvormig, de onderste lijn-lancetvormig; stengels opgericht en aangedrukt
vertakt, behalve de kanten glad. Aren lijnvormig, vierrijig dakpansgewijze voorzien van schubben,
die bijna even lang zijn, lancetvormig, scherp gekield, spits met krachtige rugnerf. Bloemkroonbuis
iets korter dan de schutbladen, lobben van de zeer kleine bloemkroonzoom zeer kort toegespitst;
deelvruchtjes langwerpig, wit gevlekt.
Verklaring der afbeelding: a. bloeiaar, b. buitenzijde bloem met schutblaadjes, c. dezelfde
binnenzijde, d. en e. schutblaadjes afzonderlijk, f. bloempje.
Groeiplaats: In droge bergstreken in Midden- en Zuid-Europa, van Midden-Frankrijk tot Servië
en in Noord-Afrika.
Nederland. Reeds in 1912 gevonden door den heer .J. Th. Henrard, aangevoerd met graanafval
op een terrein aan de Linge bij Gorinchem, alwaar de soort ook in 1918 werd teruggevonden en
toen door den heer Henrard ter teekening toegezonden.