
MUTINUS CANINUS (HDDS.) FR.
Honden-Slinkzwam.
Hoogduitsch: Hunds Gichtmorchel.
Engélsch: Dog's Phallus.
PI. 1898.
Stelsel van Linnaeus : Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia Fungi.
N atuurlijk stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Gasteromycetes. Sect. Phallaceae.
Geslachtskenmerken: Receptaculum stipitiforme, pileo carens, in parte superiore pulpa sporifera
directe obtectum, in parte inferiore („stipite”) sporis destitutum. Pars sporifera stipitem aequans
vel solidior vel inagis dilatata.
Vruchtlichaam steelvormig, zonder hoed en het bovenste deel direct overtrokken met een sporen-
dragende laag, in het benedenste deel „de steel" van sporen ontbloot. Sporendragend deel op den
steel gelijkend of iets steviger of meer uitgezet.
Soortelijke kenmerken: Usque ad 15 cm. altus; stipite albo vel rubello, pariete ex uno strato
cavitatum consistente; parte sporifera brevi (circiter 7®—V* totius receptaculi altitudinis), acute
digitatiformi, carnea; pariete facie interna foveolata, ita ut ab interioribus partibus reticulata videatur;
apice pervio vel impervio.
Tot 15 cm. hoog; steel wit of roodachtig, wand uit een laag van holten bestaande; het sporen-
dragende deel kort (ongeveer Vb of Vs van de geheele lengte van het receptaculum bedragende),
spits vingervormig, vleezig; met een buitenwand, die inwendig van holten is voorzien, zoodat zij
van uit de binnenste deelen netvormig geaderd schijnt te zijn; top al of niet doorboord.
Verklaring der afbeeldingen : a. overlangs doorsnede volwassen exemplaar, b. vergroot gedeelte
binnenkant openingen, c. overlangs doorsnede jong exemplaar, d. sporen.
Groeiplaats: Op den grond, aan den voet van boomstammen en tronken, in Europa en Noord-
Amerika.
Nederland: Deze zwam werd gevonden bij ’sGravezande, Leiden, 'sGravenhage en Zeist. De
afgebeelde exemplaren zijn afkomstig van het gesticht de Brinkgreve bij Deventer, alwaar Mevr.
Le Rütte—Alting Mees in Juni 1913 eenige voorwerpen ontdekte aan den voet van eiken tusschen
het gras. Door vriendelijke bemiddeling van Mevr. Le Rütte vonden we later nog eenige andere
voorwerpen daar ter plaatse, terwijl omstreeks denzelfden tgd ook exemplaren werden gevonden in
het bosch van den Ganzenboom onder Schalkhaar. De sporen waren 3—5X2 en dus veel kleiner
dan bij Oudemans Rév. 1 p. 453 wordt opgegeven. In October van dit jaar vond ik op verschillende
plaatsen in het Park Braband onder Diepenveen voorwerpen dezer soort, die veel grooter waren
on waarvan een met zeer duidelijk doorboorden top.