
. 4 ' \ %r*- M A l
RUMEX AQUATICUS L.
Paardemring.
Hoogduitsch: Wasser Ampfer.
Engelsch: Water Doek.
Bloeit: Juli—Aug. 2J-.
PI. 1913.
S telsel va n L inna eus : Cl. VI. Ord. III. Hexandria. Trigynia.
N a t u u r l ijk s t e l s e l : Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Polygonaceae.
Gesla chtskenmerken: Zie Dl, V, N°. 374.
S oo rtelijke kenmerken : Laciniis perigonii fructiferi interioribus ovatis subcordatisve membranaceis
integerrimis vel subdenticulatis, omnibus callo destitutis, racemis paniculatis apbylUs, foliis radicalibus
cordato-ovatis acutis basi dilatatie, petiolis supra anguste et leviter sub folio autem evidenter
canaliculatis. .
Binnenste slippen van het vruchtdragend bloemdek eivormig of bijna hartvormig, gaafrandig,
vliezig, alle zonder eeltknobbel. Bladlooze bloempluimen; wortelbladen hartvormig-eivormig, spits,
met verbroeden voet, bladstelen van boven smal en ondiep onder het blad echter zeer duidelijk gevoord.
V erk la r in g MSB afbeeld in g i a. b. c. bloemdek in verschillenden ouderdom, d en d'. vruchlje.
Gro eiplaat s : Wordt opgegeven langs beken, stroomende slooten en op moerassige weiden zeer
verspreid in bijna geheel Europa en in Noord-Amerika.
N e d e r la n d : In zeer groote hoeveelheid in de uitgestrekte uiterwaarden der rivier de Merwede
ten westen der stad Gorinchem, vanwaar de ontdekker, de Heer J. Th. H en ra ed , zoo welwillend
was op 11 Ahg. 1914 ons een exemplaar toe te zenden. Tevens vond de Heer H enbard deze plant
aan de overzijde van de rivier in de uiterwaarden bij het dorp Sleeuwjjk.
m