
POTENTILLA NORVEGICA L.
Noorweegsche Ganzerik.
Hoogduitsch: Norwegisches Fingerkraut.
Engelsch: Norvegian Potentil.
Bloeit: Juni—Sept. ©
PI. 1847.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XII. Ord. III. Icosandria. Polygynia.
Natuurlijk stelsel: Yasculares Dicotyledoneae. Ord. Rosaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. I, N°. 66.
Soortelijke kenmerken: hirsuta, caule erecto superne dichotome ramoso, foliis ternatis inferi-
oribus interdum quinatis, foliolis oblongis, grosse serratis, stipulis ovatis, subintegris, pedunculis
alaribus et terminalibus semper erectis, calycis laciniis subaequilongis acutis externis angustioribus,
petalis pallide flavis obovatis disjunctis calyce brevioribus, carpellis rugosis.
Ruigharig; stengel rechtopstaand naar boven vorksgewijs vertakt; bladen drietallig, de onderste
somtijds vijftallig; blaadjes langwerpig, grof gezaagd; steunblaadjes eivormig, bijna gaaf; bloemstelen
gevleugeld, de eindbloemen steeds opgericht; kelkslippen bijna even lang, spits, de buitenste
smaller; bloembladen licht geel, omgekeerd eivormig, niet aaneensluitend en korter dan de kelkbladen
; vruchtjes gerimpeld.
Verklaring der afbeelding: a. Bloem met de zeer kleine meeldraden zonder helmknoppen,
b. en c. bloemblad, 'tlaatste vergroot; d. jonge kelk, e. oude kelk uitgebloeide bloem, f. stengelstuk,
g. bovenste blaadjes, h. vruchtje.
Groeiplaats: Op vochtige zandgronden van den Caucasus, in Arktisch en Midden Oost-Europa,
geheel Siberië en in Noordelijk Amerika.
Nederland: Den 7en Juli 1911 gevonden op braakland in den Boschpolder bij Rotterdam door
de heeren Jansen en Wachter, die een exemplaar voor deze afbeelding te onzer beschikking
stelden. Om de plant niet uit te roeien kon geen wortel afgebeeld worden. Zij werd vroeger reeds
in ons land gevonden door den heer Kok Ankersmit aan het Pothoofd te Deventer (1894),
Scheveningsche kanaal, V. d. Lek (1894), terwijl zij ook vermeld wordt uit de omgeving van Naarden
en Zutfen.