
RUM EX MAXIM US SC HR EB.
RUM E X H Y D R O LA P A TH U M X AQ U A T IC U S ASCH ERS 1906.
RUMEX MAXIMUS SCHREB.
Reuzen Zuring.
Hoogduitsch: Riesen Ampfer.
Engelsch: Giant Doek.
Bloeit: Juli—Aug. 2J-.
PI. 1906.
Stelsel van Linnaeüs: Cl. VI. Ord. III. Hexandria. Trigynia.
Natuurlijk stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Polygonaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. V, N°. 374.
Soortelijke kenmerken : laciniis perigonii fructiferi interioribus triangulari-cordafcis postice denti-
culatis, omnibus calliferis, racemis paniculatis aphyl'lis, foliis radicalibus caulinisque inferioribus
oblongis acutis basi oblique ovatis cordatisve, petiolis supra planis vel lato-canaliculatis utrinque
costa prominula marginatis.
Binnenste slippen van het vruchtdragend bloemdek driehoekig-hartvormig naar onderen getand,
alle klierdragend, pluimtrossen zonder bladen; wortel bladeren en evenzoo de onderste stengelbladeren
langwerpig, toegespitst, met ei- of hartvormig seheeven voet; bladstelen van boven vlak of breed
gootvormig, ter weerszijde begrensd door een uitstekende nerf.
Verklaring der afbeelding: a. b. Rijpe bloemdek slippen, c. dezelfde in doorsnede, d. vergroot
vruchtje.
Groeiplaats : Wordt gehouden voor een hybride tusschen Rumex Hydrolapathum en R. aquaticus
en als zoodanig opgegeven als groeiende tusschen de stamouders, aan slootkanten, aan rivieroevers,
tusschen het riet enz. in Duitschland en in Zuid-Oost Europa.
Nederland: In 1912 ontdekt in één zeer groot exemplaar tusschen bazaltsteenen bij de haven
van het dorp Sleeuwijk tegenover Gorinchem. In 1913 en 1914 bij Sleeuwijk en in de omstreken
in de uiterwaarden der rivier de Merwede in tal van exemplaren, waarvan ons in Augustus 1914
eene plant ter afbeelding welwillend door den ontdekker, den Heer J. Th. Henrard werd toegezonden.
Aanm. : De op pl. 1078 afgebeelde R. maximus komt niet met de beschrijving van R. maximus
overeen, voorzoover uit de daar geteekende kenmerken kan opgemaakt worden. Vergelijk de kleine
klieren op de binnenste perigoonblaadjes, de bebladerde bloeiwijze enz.; bovendien de vindplaats is
ook onwaarschijnlijk. Waar R. maximus vrij algemeen beschouwd wordt als een hybride tusschen
R. Hydrolapathum en aquaticus en de laatste in ons land met zekerheid slechts in de omstreken
van Dordrecht werd gevonden, kan men daar eerder een hybride verwachten dan bij Haarlem. De
afgebeelde plant 1078 is waarschijnlijk een vorm van R. Hydrolapathum, misschien de vorm (3
silvestris van R. obtusifolius, deze laatste komt ook voor met ongewimperde perigoonblaadjes.
De plant van Van Eeden is niet door mij gezien, is niet in het Vereenigingsherbarium en is
behalve bij de afbeelding in de Flora Batava slechts vermeld in Archief 2. I. p. 404.