N YC TA L IS P AR A S IT IC A Q U É L E Ï OP RU SSULA D E L IC A FR. 18 6 0 .
NYCTALIS PARASITICA QUEL.
Woekerende Nyctalis.
PI. I860.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XXII, N°. 1730.
Soortelijke kenmerken: Pileo carnosulo, e conico explanata, inaequali, pellicula persistente,
pruinosa grisea; stipite subtiliter fistuloso, flocculoso-villoso, albicante; lamellis adnatis, crassis,
distantibus, demum contortis anastomisantibusque, fuscescentibus.
Hoed eenigszins vleezig, eerst kegelvormig, later uitgebreid, ongeluk, met een blijvend huidje,
grijsachtig berijpt; steel zeer nauw buisvormig, vlokkig behaard, witachtig; plaatjes aangegroeid,
dik, wijd uitstaand, eindelijk verwrongen en samensmeltend, bruin wordend.
Nyctalis parasitica (Bull.) Fr. Ep. p. 372, Hym. Eur. p. 464, Britz Nyct. f. 10, drill. Agaricus
Buil. t. 574 f. 2, Sowerb. t. 343, Fr. S. M. I. p. 135, Secr. n. 855, Sacc. V. p. 502.
Groeiplaats: Op Russula adusta in Europa.
Nederland: De hier afgebeelde champignon werd den 14 Oct. 1911 gevonden door den heer
D. A. G. Bruggeman op Russula delica Fr. tusschen gras onder boomen van de Lindelaan Oranjewoud
bij Heerenveen. Aan de tusschenkomst van den heer H. A. A. van der Lek te Leiden dank
ik de publicatie in deze Flora.