
Verklaring deb afbeelding : PI. 1866. o. bloem, b. bloemblad, c. kelk, vergroot met roode
klierharen, d. dekblaadje, e. jonge loot. PI. 1867. a. bloem, b. kelk, c. vergroot gedeelte van den
stengel met stekels en klierharen, d. vruchttak, e. topblad, nat. gr.
Gboeiplaats: Volgens Focke in Aschebson en Gbaebneb. Syn. VI. 1. p. 597 komt zij voor in
het lagere berg- en heuvelland, zeldzamer in de vlakte, aan begroeide hellingen, boschranden, lichte
boschvlakten enz., zeldzamer in heggen. Verspreid door het geheele noordelijke en middengebied,
zeer verspreid voorkomende van af Oost-Pruisen naar het westen der Noordduitsche vlakte, algemeen
in het heuvelgebied van Silezië tot België, meer verspreid in de voorgebergten en dalen der Kar-
pathen en der Alpen.
Nedebland: Het op pl. 1866 afgebeelde exemplaar werd door den heer W. W. Schippeb den
25sten Juli 1912 te Hel hg Epen in Zuid-Limburg gevonden; het andere op pl. 1867 vertoonde
exemplaar door denzelfden den 12den Juli 1912 te Erm in Drenthe. De heer Scheppee was zoo
welwillend de af te beelden deden met zorg uit te kiezen en ook de teekening zelf na te zien.