
MELILOTUS MACROCARPA DÜRIEU.
Grootvruchtige honingklaver.
Hoogduitsch: Groszfrüchtiger Steinklee.
Engelsch: Great-fruited Melilot.
Bloeit (in haar vaderland): Maart—Mei. ©
PI. 1904.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XVII. Ord. IY. Diadelphia. Decandria.
Natuurlijk stelsel: Yasculares Dicotyledoneae. Ord. Papilionaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. IY, N°. 319.
Soortelijke kenmerken: Planta erecta, ramosa, laete viridis, foliolis magnis, obovatis v. subor-
bicularibus, glaucis in facie inferiore; floribus flavescentibus conjunctis in racemis amplis foliis
longioribus; vexillo carena breviore; fructibus magnitudine pisi, ovoideis obtusis v. subsphaericis,
seminibus 1—2, magnis, tuberculatis.
Plant opgericht, vertakt, helder groen. Blaadjes zeer groot, omgekeerd eivormig, of bijna rond,
van onderen zeegroen; bloemen licht geel in losse aren, die langer zijn dan de bladeren; vleugel
korter dan de kiel; vruchten zoo groot als doperwten, eivormig stomp of bjjna kogelvormig;
zaden 1—2, groot, wrattig.
Verklaring der afbeeldingen: a. Bloem. b. Steunblaadje. c. Vrucht.
Groeiplaats: Algerië. Er wordt gemeld dat de Arabieren de vruchten gebruiken als specerij,
daar zij in hooge mate den reuk van honingklaver bezitten.
Nederland: Gevonden door den Heer J. T h . Henrard reeds in Juni 1913, op het bekende
aanvoerterrein aan de Linge bij Gorinchem in verscheidene exemplaren; ook in 1914 in enkele
exemplaren en toen ter afbeelding opgezonden, waarvoor wij den Heer Henrard ten zeerste danken.