
THLASPI PRAECOX WULF.
Vroege Boerenkers.
Hoogduitsch: Frühzeitiges Pfennigkraut.
Engelsch: Early Pennycress.
Bloeit: Maart—April. A-.
PI. 1881.
Stelsel van Linnaeüs: Cl. XY. Tetradynamia. Ord. I. Siliculosa.
Natuurlijk stelsel: Yasculares Dicotyledoneae. Ord. Cruciferae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. I, N°. 68.
Soortelijke kenmerken: a collo pluricaule, foliis integris vel subdentatis radicalibus petiolatis
saepe rubris oblongis vel orbiculatis, caulinis oblongis auriculato-amplexicaulibus; petalis albis calyce
rubello 2V p lo longioribus, antheris pallide, griseis calycem vix superantibus, siliculis obcordatis
basi angustatis ala antice latitudine loculi, stylo longo exserto, loculis 4 ovulatis.
Veelstengelige wortelhals. Bladen gaaf of een weinig getand, de wortelstandige gesteeld, dikwijls
rood, langwerpig of rond, de stengelbladen langwerpig geoord-stengelomvattend. Bloembladen wit,
later eenigszins rood getint, 2Va maal langer dan de roodgekleurde kelk; meeldraden licht grijs
nauwelijks grooter dan de kelk; hauwtjes omgekeerd hartvormig, naar den voet versmald; met een
vleugel, die aan de bovenzijde even breed is als het hokje; stijl lang, uitstekend; hokjes 4-eiïg.
Verklaring der afbeelding: a. Bloem vergroot, b. bloem van ter zijde, c. vrucht buitenzijde
d. vrucht binnenzijde. Rechts: uitgebloeide bloeistengel.
Groeiplaats : Op kalkhoudende bergweiden, somtijds ook op mergel, in het geheele Oostenrijksche
kustgebied en in Italië.
Nederland : Aan de ringvaart van de Haarlemmermeer bij Aalsmeer, in vrij grooten getale sinds
enkele jaren waargenomen. Aldaar ontdekt door den heer A. B oüvy te Amsterdam, die de plant
op verzoek van den heer H. Heukels voor onze Flora verzamelde den 25sten Maart 1913. In de
door mij geraadpleegde Flora’s worden de bloemen steeds als wit beschreven; zij schijnen evenals
enkele andere Cruciferen-bloemen later roodachtig te worden.