
LACTARIUS HELVÜS FR.
Geelrosse Melkawam.
PI. 1854.
Stelsel van Linnaecs: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
N atddrlltk stelsel: Cellulares Mycetes. Ord. Hymenomycetes. Agaricineae.
Geslachtskenmerken : Zie Dl. XI. N°. 825.
Soortelijke kenmerken: Pileo camoso, fragili, tandem depresso, subumbonato, sicco, primum
sericeo, dein flocculoso-squamuloso, foveis minutis, superficialibus, ramosis praedito, pallide rufescente,
mox expallescente; stipite denique oavo, lanugine subtili rorem imitante tecto; lamellis approximatis,
tenuibus. decurrentibus, primum albis, dein pallide oehraceis; lacte subacro.
Hoed vleezig, breekbaar, ten laatste neergedrukt, eenigszins getepeld, droog, eerst zjjdeachtig,
later vlokkig-schubbig, met nauwe, oppervlakkige, vertakte indruksels, licht rossig, spoedig ver-
bleekend; steel ten laatste hol, met een zacht op dauw gelpkend dons bedekt; plaatjes opeengehoopt,
dun afloopend, eerst wit, later licht , okerkleurig; melk eenigszins scherp.
Lactarius helvus Fries, Epicr. p. 347, Cke., Hdbk. p. 314, Cke., Hlustr. p. 994, Massee, Br. Fung.
Fl. III, p. 25, Sacc. Syll. V, p. 443, Oud. Eév. I, p. 149, Bresad., F. Trid. p. 22 et t. 127.
Groeiplaats,: Vochtige met mos begroeide boschplekken.
Nederland: Het afgebeelde exemplaar werd 8 Juli 1912 door den heer A. Lefébure te Baam
gevonden en door de goede zorgen van den heer H. A. van der Lek voor de flora geteekend.
Door Oudemans reeds gevonden in 1882 bij Driebergen, in 1888 bij Apeldoorn.