= N KARANGASEM MAAKTE IK VELE
j' UITSTAPJES IN DEN OMTREK, O. A.
I NAAR DE KUST, NAAR OEDJOENG,
I EN BEZOCHT DAAR EEN UITGE-
i STREKTEN MAAR ZEER VERVAL-
1 LEN EN NU VERLATEN LUSTHOF.
( HEEL KARANGASEM IS ARM AAN
I INTERESSANTE BOUWWERKEN,
■ Q DE TEMPELS ZU N ER ONAAN-
- Z IENLIJK SS BEHALVE DAN DIE IN
Besakih, die op blz. 2 0 0 is afgebeeld SS en de poeri’s
eveneens. Zelfs het groote paleis van Goesti Djlaniik
bevatte weinig merkwaardigs. De jonge, toenmaals toe-
komstige, stedehouder SS zie diens portret op de vol-
gende bladzijde SS liet er een nieuw gebouw zetten, van
twee verdiepingen. Een groot aantal Chineezen zag ik
er aan ’t werk. Er was een deur in, met fijn snijwerk
overdekt, die vier-honderd rijksdaalders, benevens twee
ramen, die elk zeventig rijksdaalders aan arbeidsloon
hadden gekost. Op het dak was een tentje aangebracht;
hier maakte ik de teekening die op blz. 2 0 8 gereprodu-
ceerd is. Deze geeft een overzicht over bijna het heele
paleis. Op den achtergrond verlieft zieh het Seraja-
gebergte. Wel aardig was de vijver waaraan het logeer-
gebouw lag, in het midden daarvan stond een tentje op
een eilandje, waar een steenen brug heen leidde. Elken
middag, op een bepaald uur, werd op een houten klok
geslagen die vlak naast den vijver stond, waarop een
groot aantal visschen, de snuitjes boven water, naar die
piek kwamen zwemmen, waar ze dan gevoederd werden.
Mijn meest interessante tocht was die naar TSnganan
in het gebergte, waar ik heenging om gegevens te ver-
zamelen omtrent het vervaardigen van uiterst merkwaar-
dige weefsels, die ik eenigen tijd tevoren zoo gelukkig
was geweest in Tabanan te ontdekken. Op een van de
veilingdagen van den inboedel uit de hoofd-poeri afkom-
stig Si zie blz. 187 SS had iknamelijkookeenkistjemetver-
schillende doeken aangekocht. Des avonds mijn aankoo-
pen ten bäte van het Ethnographisch Museum te Leiden
nader beschouwende, ontdekte ik in genoemd kistje
tusschen een menigte waardelooze gedrukte katoentjes
tot mijn groote verrassing een tweetal doeken met
prächtige sombere kleuren en streng Ornament, en die
geweven bleken te zijn niet alleen met ge'ikatten inslag-
draad, doch tevens, en dat was het hoogst merkwaardige
van de vondst, met eveneens bewerkte kettingdraden.
Het bestaan toch van dubbel-ge'ikatte doeken was in
onze Oost tot nog toe niet bekend. De grondstof, een
dik soort katoen en de gedempte „antieke” kleuren
verschilden bovendien totaal van de mij toen bekende
lijks te kunnen öfteren, om deze günstig te stemmen en van verdere booze
plannen te doen afzien. De teekening op blz. 179 geeft een duidelijk overzicht
over dit tempeltje. Bij de poort Staat een offerpaal voorjde dagelijksche kleine
offeranden, er binnen een offertentje met een door bovengenoemden Wajang
Dastä beschilderd achterschot en verder een houten huisje met drie daken,
waarin de ziel van den vermoorde wordt verzocht neder te dalen, om|de öfters
in ontvangst te nemen. Na deze uitweiding over de tempels keer ik tot mijn
en volgenden dag ging het van R&ndang naar de hoofdplaats Karang-
Hrjn r^ k a s&m , eerst door een erg diep dal, waarin een jbruisende rivier
I w l 85 Telagawadja äSS moest worden doorwaad en toen door een hollen
steigenden weg, door een groot bamboebosch, zoo stil en plechtig
l l ^ g a l s een oude kathedraal. Voorbij Moentjan een onafgebroken reeks
sawahs tegen steile hellingen; het leken opeenstapelingen van vreemdsoortige
gebouwen of omwallingen van kloosters of middeleeuwsche steden, geheim-
zinnig en grootsch. De eerstvolgende dessa was SSIat met een groote en
drukke markt en daarna weer rijstveiden, al maar rijstvelden tot aan WatSs.
De sawahdijkjes waren hier niet van klei maar van ronde steenen opgebouwd.
In de buurt van TSIaga en Sib&tan wemelde de weg van vrouwen die groote
manden op het hoofd torsten, hoog opgevuld met vruchten van de markten
van deze beide dessa’s afkomstig. In den middag bereikte ik de hoofdplaats
en werd er ontvangen door Goesti Ketoet Djlantik, die mij naar het ruime logeer-
gebouw bracht, waar de oude Djlantik, toen onze stedehouder, mij opwachtte.
Balineesche weefsels, die altijd van zijde waren en min
of meer bonte kleuren vertoonden. Den volgenden dag
was mijn eerste werk er op uit te gaan om te informeeren
of deze doeken wel van Bali afkomstig waren. Het resul-
taat van dit onderzoek was bevestigend; een Inlandsch
hoofd deelde mij mede dat het kieedingstukken waren,
die uitsluitend bij lijkverbrandingen van vorsten en voor-
namen gebruikt werden en ergens in KarangasSm, waar
wist hij niet te verteilen, vervaardigd moesten zijn. Daar
deze doeken, zoo vertelde hij mij verder, bij de lijkverbrandingen
meestal mede verbrand worden, zijn ze
Mijn gastheer in Karangas&m, Goesti Djlantik, had deze
doeken, die ik van Tabanan had mede gebracht, herkend
als afkomstig te zijn uit TSnganan, een klein dorpje,
bewoond door Bali-Aga. Dit dorpje ligt zeer afgesloten
in het gebergte op een paar uur afstand van de hoofdplaats
en is de eenige dessa op heel Bali waar deze
doeken vervaardigd w o r d e n . g s ^ y t ^ ^ ^ - S S S
Reeds den dag volgende op mijn aankomst in Karang-
asSm trok ik er heen. Vergezeld van eenige hovelingen
met een aantal volgelingen ging ’t in gestrekten galop
op vurige zwarte paardjes westwaarts, eerst over den
betrekkelijk vlakken weg, waarlangs ik te KarangasSm
gekomen was, toen meer zuidelijk en het gebergte in
längs een smal steenig pad, al hooger en hooger. Hoe
meer we vorderden, hoe slechter en steiler het paadje
werd; vaak was het niet meer dan een opeenstapeling
van rotsblokken waar onze kranige paardjes echter
onvermoeid tegenop klauterden. Eindeiijk, daar was het
hoogste punt en zag ik in een dal het dorp voor mij
liggen; spoedig was het nu bereikt. In de woning van
het dorpshoofd werden, op mijn verzoek, eenige vrouwen
bijeengeroepen, die bekend stonden als de beste weef-
sters; ze brachten hun toestellen mede en weldra weer-
klonk de binnenplaats van het vroolijke gerinkel van
belletjes en het geklikklak van het aanslaan en neerleg-
gen der sabels. Eigenaardig is dat alle vrouwen in
TSnganan deze aparte weefsels vervaardigen kunnen en
buiten de dessa, op heel Bali, geen enkele. Is hier een
meisje tien jaar oud en verstaat ze dan de kunst nog niet,
zoo heeft ze twee duizend kepfengs, dat is een rijksdaal-
der, boete te betalenen^tevenszo^g te^dr^genjietweven
Het 0weeftoestel van deze dessa vertoont eenige ver-
schillen met die, welke op overig Bali in gebruik zijn.
Het voornaamste is wel, dat hier geen kam wordt aange-
troffen om de kettingdraden uiteen te houden, zooals
overal elders op het eiiand; het weefsel wordt hier op
breedte gehouden door een bamboelatje waaraan aan