V — LOENGKOENG, HET EENS ZOO H K MÄCHTIGE RIJK, WIENS VORSTEN
DE ALLEENHEERSCHERS VAN GE-
l ' i m w i k l l HEEL BALI WAREN, IS STERK IN
H i w ä l l V E R V A L GERAAKT EN NU HET
MINST BEVOLKT VAN ALLE RIJK-
■ i v M l W I JES. NOG LANG NADAT DIE VROE-
■ I K H B ^ I GERE ALLEENHEERSCHAPPIJ DER
VORSTEN VAN KLOENKOENG HAD
o p g e h o u d e n , w e r d d e v o r s t
van dlt rijk toch als de voornaamste van Ball beschouwd
en geen andere Radja durfde iets uitte voeren zonder zijn
toestemming. Zelfs lang nadat er reeds Balisch gras was
gegroeld over Kloenkoeng’s roem, zijn macht grooten-
deels gefnuikt en zijn welvaart aan ’t tanen was, voerde
deze vorst den titel van Ddwa Agoeng X de verheven
Dewa X, terwljl die der overige vorsten Anak-agoeng
was en sprak hij deze laatsten steeds in de läge taal aan.
Ik werd in Kloenkoeng ontvangen door Tjokorda Gede
RakS en kreeg een aardig huisje met een ruime galerij
e r voor tot verblijf. Nauwelijks had Ik daar mijn intrek
genomen of er kwam een uitnoodiging van den vorst,
D6wa Agoeng Poetra, om hem In zijn palels te bezoeken,
wat ik natuurlijk dadelijk aannam. De poeri X Semara-
poera X van den vorst was zeer uitgestrekt en als altijd
in een groot aantal pleinen verdeeld; de buitenmuren
waren heel zwaar, deels van baksteen, deels van leem.
Vele groote poorten, echter lang niet zoo fraai als in Den-
Pasar en waarschijnlijk grootendeels door Chineezen
gemaakt evenals vele van de gebouwen, verbonden de
pleinen onderling. Voor de poorten stonden eigenaardige
levensgroote steenen beeiden, die Holländers moesten
voorstellen, misschien ook wel Portugeezen, met jassen
aan en hooge hoeden op.&S^’.JS * ' ^ i
Na verschillende pleinen gepasseerd te zijn, werd ik
een pendoppo binnengeleid, waar de vorst, een gezette
man van een vijf-en-veertig jaar, met een zoontje en drie
priesters, omringd van een menigte hovelingen mij op-
wachtte. Hij had reeds dikwijls over mij en mijn reizen
hooren spreken en was zeer nieuwsgierig naar alles wat
ik daarvan te verhalen wist. Vooral moest ik verteilen
van den tocht naar den top van den Batoer. Natuurlijk
moest ook het eerste deel van mijn boek getoond worden;
elke prent er uit gaf aanleiding tot veel vragen en
lange gesprekken, zoodat ’t reeds laat in den nacht was
voordat ik mijn veldbed kon opzoeken. a-V «
Den volgenden dag reed ik naar KoesambS en den tem-
pel Goea Lawas, een van de zes voornaamste tempels
van Bali. Eerst werd een eind den reeds bekenden weg
naar Gianjar gevolgd, toen de groote dessa’s Djlantik,