E AANKOMST TE DEN-PASAR.
HET EINDE VAN HET RELAAS VAN
DEN TOCHT NAAR DEN BATOER,
IN DE VORIGE BLADZIJDEN VER-
HAALD, HAD PLAATS RUIM EEN
MAAND NA DE BEZETTING VAN
DEZE PLAATS DOORONZETROE-
< PEN. IK WIL NU OP MIJN SCHRE-
I DEN TERUGKEEREN EN U EEN
EN ANDER MEDEDEELEN AAN-
gaande de verovering van Badoeng, gevolgd door de
¡nbezitname van Tabanan. Over de aanleiding tot ons
gewapend optreden tegen beide rijkjes zal ¡k hier kort
wezen. Men weet dat er een verschll liep over de te
betalen schadevergoeding voor het afloopen van een
Chlneesch vaartuigje, de Sr¡ Koemala, dat in Mei 1904
bij Sanoer was gestrand. De eigenaar van het scheepje
beweerde veel rijksdaalders aan boord te hebben gehad,
wat de vorst voor een vertelseltje hield, waarom hij de
gevraagde vergoeding X 3 0 0 0 rijksdaalders X veel
te hoog vond. Na veel vergeefsche onderhandelingen
volgde een blokkade, en op deze blokkade, die, zooals
aan den vorst was medegedeeld, voor dlens rekening
plaats had, volgde, toen de vorst bleef welgeren schadevergoeding
plus blokkade te betalen, de expeditle. Ook
tegen Tabanan zou geageerd worden, omdat dlt rijkje
geweigerd had tljdens de blokkade Badoeng van de
landzljde af te slulten. En zoo verscheen er ¡n September
1906 een vloot van zes oorlogsbodems, twee gouverne-
mentsstoomertjes, de oude „Bromo”, een afgedankte
oorlogsbodem, nu een reusachtlg drljvend magazljn en
vijf schepen van de „Paketvaart”, met een groot aantal
troepen aan boord, voor het anders zoo stille Sanoer.
Den dag voor delandlng X deze had plaats 14 Sept.
1906 X had ¡k mlj ¡n gezelschap van den kapiteln van
den staf Schutstal van Woudenberg ¡n een prauwtje
naar de vloot begeven. We kwamen van Kétewel, een
kustplaatsje ¡n Glanjar vlak bij de grens van Badoeng.
Hier had bovengenoemde kapltein eenlgen tljd vertoefd
om een blvak in gereedheid te brengen voor een afdee-
llng troepen, die Gianjar tegen een mogelijken ¡nval der
Badoengers zou moeten bevelligen. Ik had hem daar
eenige dagen gezelschap gehouden. Reeds den dag te
voren zouden we naar de vloot zljn vertrokken en zou
de gouvernementsstoomer „Fazant” ons hebben afge-
haald. We waren dlen dag al vroeg aan ’tstrand geweest
met pak en zak, doch het woel zeer hard en er stond
zoo’n geweldlge branding dat de „Fazant” geen verbln-
ding met den wal kon krijgen. Den heelen dag bleven we
wachten; tegen den avond wond de stoomer zijn anker