PSS5 DE PADANG-BAAI IN KARANGASEM S ü »
een paar hutjes gevonden, waar wlj besloten den nacht door te brengen. Het gehuchtje,
Pondokan Songblntang, bleek door twee gezinnen bewoond. Op deze piek werd vroeger
een tijdelijke woning voor den vorst opgericht als hij in zijn tempel kwam öfteren, in
welke woning hij dan een nacht vertoeven bleef.
Lucifers, die op Bali algemeen zijn hadden ze daar niet; vuur maakten ze door het haaks
over elkaar wrijven van twee stukken droge bamboe; in het onderste stukje werd vooraf
een gleufje gesneden en daarin een pruikje bamboe-schraapsel gestoken, dat bij het
snelle wrijven spoedig ging gloeien en door aanblazen dan aan het branden raakte.
Grooter ongerief is het gebrek aan stroomend water, dat op het schiereiland niet voor-
komt. Deze luidjes drinken regenwater, dat van de daken längs een zeer primitief
bamboe gootje in aarden potten wordt opgevangen. Is deze geringe voorraad uitgeput,
dan wordt het modderige stilstaande water — meer modder dan water —, dat zieh op
sommige plaatsen in holten of kuilen verzamelt, met het vee gedeeld. Gelukkig was
door den luitenant op een mogelijk overnachten aan den wal gerekend en was een
ruime voorraad eetwaren en ook een vaatje drinkwater medegenomen en duurde het
dus niet lang of ik kon mij te goed doen aan de gul aangeboden spijzen.2S ^ S fiS S S S S S
Den volgenden morgen vroeg trokken we naar de landingsplaats, waar twee prauwen
lagen, waarmede we in enkele uren de „Van Gogh” bereikten. De commandant 55$ de
luitenant ter zee 1*,e klasse L. v. d. Wal 58$ was zoo vriendelijk den uit de wildernis op-
gepikten zwerver uit te noodigen om een paar dagen aan boord te blijven, om wat uit
te rüsten. Ik nam deze uitnoodiging met des te meer vreugde aan, daar ik dan een tochtje
mede zou maken naar de Padang-baai in Karangasem, waar een peilschaal gecontro-
leerd moest worden. Het eigenaardige van dat tochje was dat dit juist de reis zou zijn,
die Cornelis de Houtman in 1597 met zijn drie schepen gemaakt had. Als hij zouden we
om den Tafelhoek varen, door hem den „Verckens-hoeck” genaamd, naar den Portu-
geeschen naam „Cabo dos Porcos”. Maar den afstand, waarvoor de Houtman door
tegenwind vijf dagen had noodig gehad, zou
onze schroef ons in acht uur doen afleggen.
Mijn inlandsche tolk, die mij tot hiertoe verge-
zeld had, vroeg verlof om naar land te mögen
terug gaan; op het schommelende scheepje
voelde hij zieh lang niet lekker. Ik liet hem
toen bij Djimbaran aan wal brengen, vanwaar
hij met de paarden naar Den-Pasar terug-
keerde. Den volgenden morgen in de vroegte
ging de „Van Gogh” onder stoom; weldra
liepen we om de westelijke punt van den
Tafelhoek en zag ik kort daarop het kleine
tempeltje op den steilen rotswand hoog boven
de schuimende branding. Toen voeren we de
zuidkust längs die langzamerhand minder
hoog en steil en nu dicht begroeid werd. Hier
en daar was een hol of grot te zien. Recht
voor ons uit de wazige silhouet van Noesa
PSnida, waarvan de top Moenda 58$ 1610 voet
hoog 58$ het hoogste punt is. Tusschen Bali en
PSnida 58$ waarbij nog de twee kleinere eilan-
den LSmbongan en TjSningan 58$ doorstoo-
mende, bereikten we om 2 uur de Padangbaai.
Onze voorgangers van voor drie eeuwen hadden
dichter onder den wal gehouden, zoodat
ze duidelijk de vruchtbare rijstvelden konden
zien, die hier overal zieh uitstrekken tot vlak
aan zee. In de oude reisbeschrijving toch
lezen we: ,,’t Land daer ’t fchip Hollandia bij
lanex fey Ide/eer het in de fei ve baaye quam/was
foo fchoonen Landouwe/als fy noch noyt van
de reyse gefien hadden/daerom fy ’t oock
noemden Jong Holland” 58$ blz. 7 58$.SSS*^S2
In de Padangbaai werd ik aan wal gezet en
beklom er een heuveltje aan de zuidzijde der
baai, waar de geheele kom goed te overzien
was en maakte er een schets van. Onder hettee-
kenen dwaalden mijn gedachten voortdurend
af naar onze kloeke voorvaders, die zieh zoo
ver met hun kleine houten scheepjes durfden
te wagen, en.dan kwamen mij weer te binnen
die onopgesmukte, maar van zooveel nooden
en gevaren getuigende woorden aan het einde
van hun reisverhaal: „ende zyn uyt de Eylanden
Java ende Balighefcheydenfterk wesende
drie schepen/met name Mauritius,Hollandia oft
den Hollandtfchen Leeuw, ende het Duyfken,
waer op waren 8 9 perfonen/zynde ’t overblyf-
fel van 2 4 9 daer mede fy af-ghevaren waeren
uyt Hollandt.” 58$ Zie blz. 9, tweede kolom 58$.
BADPLAATS BIJ KAPAL IN BADOENG ;
^ T f l i l l E T LANG BEVIEL HET MIJ OP Sn TOONEEL VAN DEN STRIJD
Ü S S l E N IK BESLOOT ALLEEN e e n t o c h t t e g a a n m a k e n d o o r
DE „VIJANDELIJKE” LANDSCHAPPEN BADOENG EN TABANAN,
■ B ^ B I dWARS OVER HET HEELE EILAND, VAN ZUID NAAR NOORD.
I S Ö ä IE N ZOO V ERLIET IK OP EEN MOOIEN MORGEN DEN-PASAR
en wandelde noordwaarts längs een breeden weg tusschen de naakte zwart
geblakerde puinhoopen. Gelukkig was ik spoedig buiten de verwoeste plaats,
in de volle natuur onder den oneindigen blauwen hemel tusschen de weidsche
rijstvelden; hier was niets dat getuigde van de vreeselijke gebeurtenissen die
zoo kort geleden hadden plaats gegrepen, hier adernde alles pais en vrede
en heerschten slechts de goddelijke weldoende zonnestralen. Vöör mij uit
gingen eenige dragers met een koffer,een kistje met proviand en mijn veldbed.
Als bedienden had ik twee BaliSrs, die Maleisch verstonden, aangenomen. Ze
kwamen uit Koeta X het kustplaatsje even ten zuiden van Den-Pasar X , dat
voor den hopeloozen lansaanval op ons strandbivak, op
den dag na de landing, vele mannen geleverd had, van
wie er verscheidene waren gesneuveld en gewond; ook
zij hadden aan dezen aanval deel g e n om e n .^ s ? iÄ 5 5 ?
Mijn weg voerde door meerdere welvarende dessa’s. In
de eerste, Oeboeng, waren vele pottenbakkerijen, ken-
baar aan een soort uithangteeken, n.l. een staak, waarop
een aantal gebroken potten waren gestoken; enkele
ging ik er binnen en zag er, behalve allerhande vaatwerk,
ook dakpannen maken, elk met een vogeltje er op en
klokvormige nokbedekkingen met velerlei versieringen
X zooals er o.a. staan afgebeeld op blz. 30, 4 4 en 97 X.
Bewonderenswaardig is de vaardigheid waarmede al
deze voorwerpen gemaakt worden, geheel zonder draai-
schijf. Hoe de vrouwen X ik zag er alleen vrouwen en
meisjes aan het vormen X het vaatwerk zoo zuiver rond
krijgen, is mij een raadsel, en dat alleen met behulp van
een plat plankje, waarmede zij de klei op dikte en vlak
slaan, terwijl ze het voorwerp in hun schoot ronddraaien
en op de plaats waar ze slaan er van binnen een ronde
kei tegen houden. Een der meisjes vertelde mij dat zij
op deze wijze zeker wel vijftig stuks vaatwerk in twee
dagen vervaardigen konJSSg y ^ o i S i
Daarop volgde PSgoejangan. Bij de derde dessa, PStan-
gan, vond ik vele steengroeven, uitgehouwen in de steile
wanden van een rivierdal. Uit deze groeven werd de
paras gehaald X een zachte, gemakkelijk te bewerken
steensoort X voor de vele poeri's en poera’s van Den-
Pasar en omliggende plaatsen.t^ ^ Ug * ^ ^ ^ ^ ^ 1:—
Dan volgden, telkens na groote open sawah-terreinen
met ruime vergezichten, Sempidi en Loekloek. Van dit
laatste dorp is mij nog steeds in herinnering de reus-
achtige waringin, die zijn met dicht gebladerte zwaar
beladen takken ver over het marktplein en over den
breeden dorpsweg beschermend uitstrekte. Boven in den
boom, in het groen verscholen, was een huisje aange-
bracht; er in hingen een paar groote houten klokken,
zooals we die reeds vaak gezien hebben. Een erg lange
smalle bamboeladder leidde er h e e n .^ ^ ^ ^ ^ ^ ^^ ^ ^ -^
In de volgende plaats, Kapal, richtte ik mij in voor den
nacht Onder een aan alle zijden open tentje op de markt
sloeg ik mijn bed op en spande om destijlen,waarhetdak
op rustte, een paar groote katoenen lappen, die ook in
Den-Pasar en op zoovele andere plaatsen reeds, de
muren van mijn woning hadden gevormd. En zoo had ik
in enkele oogenblikken ook hier een eigen tehuis. Spoedig
kwam het dorpshoofd zieh melden en bracht mij
vruchten, eieren en een kip ten geschenke. Toen mijn
huis was ingericht, werd het eerste werk te gaan
onderzoeken, waar hier de dorpelingen gewoon waren