« S S OFFERNISSEN IN DEN TEMPEL VAN SANOER K l
verleende toegang tot het eerste eiland, dat evenals de andere, door
een fraai bewerkten muur omgeven was. Op de hoeken van deze
muurtjes stonden groote ronde bakken van aardewerk met water,
waarin waterplanten dreven. Dit ziet men veel in zuid-Bali, o.a. ook
in'den tempel bij Sanoer K zie de teekening hier boven K. Op
eerste dit plein stonden alleen twee open loodsen,terwijl er op het
middelste eiiandje maar.een, doch een veel grootere gebouwd was.
Het voornaamste deel van dezen huistempel vormden de beide
achterste eilandjes. Op het linksche stonden twee paroeman’s, dat
zijn tentjes om de offeranden in neer te leggen en verder een bij-
zonder hooge en zware meroe X zie afbeelding op blz. 175 X . Op
het steenen onderstuk hiervan stonden, aan weerszijde van de deur
die toegang gaf tot het geheel ledige inwendige van de meroe, vier
steenen beeiden, alle van de zelfde grootte en op ongeveer de
zelfde wijze versierd en welke beeiden alle Siwa voorstellen, doch
onder acht van de ontelbare gestalten waarin deze op Bali bekend
is. Van links naar rechts stelden ze voor: Iswara, Maheswara,
Brahma, Mahadewa. Roedra, Sangkara, Wisnoe en Samboe.
De hooge meroe X berg van Siwa X had elf daken van arfenvezels,
rustend op houten balkwerk. Het andere eiland bevatte meer ge-
bouwtjes, waarvan het meest opviel een bijzonder hooge en slanke
steenen tjandi. Ook op dit plein stonden twee tenten X paroeman X
als bij de meroe en verder nog zes houten en steenen godenver-
blijven zooals we die reeds meermalen in de tempels gezien hadden
X zie b.v. de huisjes uit den tempel te Singaradja op blz. 117 X. De
steenen voetstukken van alle gebouwtjes, van zoowel tenten als
tempeltjes, waren overdekt geweest met ontelbare in de muren
ingemetselde veelkleurige bordjes, die er echter alle door deplun-
deraars waren uitgewipt. Van heel wat bordjes, daarbij gebroken,
waren nog scherven blijven zitten, waaraan te zien was dat er ook
fijne en kostbare onder waren geweest. Deze versiering is op Bali
algemeen, en kwam reeds eeuwen geleden voor, wat te lezen is in
het verhaal van Lintgens waar deze „des Conincks huys” beschrijft:
„all fraeij gewrocht ende wel hondert fijne porceleijnen in de muer
gemetfelt” X blz. 13, tweede kolom X . Van een dertiental goden-
verblijven was het onderstel gedeeltelijk afgebroken om de goud-
stukken, een geschenk aan de goden, die in potjes daar in gemetseld
waren, mächtig te worden. Dit laatste geschiedde ook in een prächtigen
tempel in Den-Pasar, vroeger eigendom van den vorst en
Op het plein vöör den huistempel lagen 4 bronzen stukken geschut,
uit Holland afkomstig. Zij vertoonden alle het bekende monogram
van de O. I. Compagnie en verder de volgende opschriften: „C
Noorden et A De Grave me fecit Amstelodami A° 1703” en op een
andere plaats op het zelfde stuk het jaartal 1668; „C Fremy me
fecit Amstelodami A° 1687” en er vlak naast 1676; „me fecit
Ciprianus Crans Jansz Amstelodami Anno 1736” en „Joan Nicolaus
Derck me fecit Hornae 1734”. In de poeri lagen nog twee
jongere stukken met het opschrift: „L. E. Maritz fec. La Haye 1813”,
een geschenk van ons gouvernement aan een der vorsten van
■ ■ K ^ l e n 2 7 sten September werd de opmarsch naar Tabanan
■ r( C S i begonnen en in den middag, dicht bij de grens, in de dessa
I w l B r i n g k i t een bivouak opgeslagen, waarin de nacht werd
■ door gebracht. Den volgenden morgen kwam er bericht
i h ^ ^ ^ v a n den vorst dat hij gaarne met den bevelhebber van
onze'!troepen een onderhoud zou willen hebben en daartoe reeds
op weg was naar Bringkit. Een uur later kwam Radja Goesti
Ngoerah van Tabanan met zijn zoon en opvolger Goesti Ngoerah
Anom, eenige poenggawa’s en priesters en wat volgelingen in de
legerplaats. Hij had wel begrepen dat zijn volk tegenover onze
legermacht onvermijdelijk het onderspit zou moeten delven en
kwam daarom vragen, of hij, als hij zieh overgaf in zijn land mocht
blijven en landvoogd daarover mocht worden evenals de vorst van
Gianjar. Doch hem werd beduid dat hij zieh eerst moest onderwer-
pen en dat op zijn vragen slechts antwoord kon worden gegeven
door den regeeringscommissaris Liefrinck, die in Den-Pasar was.
Toen hij nu weer naar Tabanan terug wilde keeren werd hem ge-
zegd dat dit niet meer kon worden toegestaan, waarop de arme
man zieh in godsnaam maar overgaf in de hoop in Den-Pasar een
günstig antwoord op zijn verzoek te krijgen. Daarop trok hij
HUISTEMPEL IN DE POERI VAN KESIMAN
naar Den-Pasar, begeleid door den assistent-resident Schwartz.
Ik zie hem nog daar aankomen in zijn draagstoel en een eind buiten
den poeri afstappen om verder te voet te gaan, dat kleine magere
mannetje met zijn ver vooruitstekend vogelengezicht, te kleiner
nog lijkend naast de rijzige gestalte van den heer Schwartz, die
met groote, langzame passen naast hem ging. Ächter hem liep zijn
zoon, een jonge flinke kerel met een sympathiek uiterlijk. In de
poeri waar hij vroeger zoo vaak als gast was geweest, werd de
vorst nu met de zijnen in een van de hoog ommuurde vakken ge-
vangen gezet X vak XII op den plattegrond op blz. 176 X. Toen het
donker begon te worden werden buiten längs den muur een lange
rij lampen opgehangen en vele schildwachten gezet om hen ’t onl-
snappen onmogelijktemaken.Dien avondheb ik de gevangenen nog
even kunnen bezoeken; hoe dat mogelijk was, zal ik maar niet ver-
klappen, daar de toegang tot het plein ten strengste was verboden.
Onder een afdak zat daar de vorst met zijn zoon en gevolg in ’t
stikdonker. Gelukkig was ik in ’t bezit van lucifers en was het dus
mogelijk tijdens het gesprek de omgeving eenigszins te verlichten.
Zijn onderhoud met den regeeringscommissaris had hem niet veel
hoop gelaten. Bij het afscheid nemen verzocht de vorst om wat
eten en wat licht! Niemand had er aan gedacht dat ook een vorst
moet eten en niet graag in ’t donker zit. Des nachts maakten de
oude vorst en zijn zoon een einde aan hun leven. Bij gebrek aan
een kris had de oude man zieh met een stomp sirihstampertje X zie
blz. 37 eerste kolom X een slagader in den hals open geschuurd;
de zoon had zieh vergiftigd X waarschijnlijk met opium X. Ook
deze kozen dus den dood boven vernedering. S S S S S S S S i
Van Bringkit marcheerden onze troepen naar Tabanan, dat zonder
tegenstand te ontmoeten bezet werd; de poeri van den vorst werd
tot legerplaats ingericht. Ook het rijk Tabanan was veroverd.
' |W E E DAGEN BEN IK BEZIG GEWEEST MET HET
flOPMETEN EN IN PLATTEGROND BRENGEN VAN DE
rV UITGESTREKTE POERI VAN DEN-PASAR. HET GE-
/ A HEEL, 171 METER LANG EN 158 BREED, BESTAANDE
_ \ j u i T DRIE EN TWINTIG RECHTHOEKIGE VAKKEN,
was, uitgenomen het eerste plein, door een zwaren muur, zes
meter hoog en anderhalve meter dik, omgeven. Het eerste plein,
de voorhof X groot 45 .5 0 meter bij 46.50 X was aan twee zjjden
door den zwaren ringmuur omsloten, aan de beide andere zijden
door een lageren muur waarin groote vakken met verglaasd
steenen traliewerk uit China afkomstig. Aan de west- en zuidzijde
verleenden twee fraai bewerkte gespleten poorten toegang tot dit
plein. In den zuid-west hoek, tegen den buitenmuur, was een hoog
steenen voetstuk met twee smalle steenen trapjes er tegenaan.
Er op stond een tentje X de Pangoengaän X waar de vorst des
avonds naar de voorbijgangers placht te kijken. Van hier uit toch
had men een prächtig overzicht, zoowel over het groote markt-
plein met de hanenklopbaan als over de vier breede wegen naar
Pamötjoetan, Kesiman, Sanoer en SSsetan. In alle vakken van de
poeri, die alle weer ommuurd waren, stonden een menigte tentjes,
vele daarvan aan de vier zijden open, andere aan 66n of meer
zijden door een muurtje gesloten en verder een groot aantal
steenen gebouwtjes die meestal een galerijtje hadden. Alle gebouwtjes
stonden zonder uitzondering op een verhooging van
klei met ¿6 n of meer steenen trapjes van drie treden er voor.