•T 2534. 1801. Als boven. ( Verv. n° 865. Plaat LXXXHI, blz.
497.) Tinnen of geel koperen Yolkspenning. Vz. Het strand.
Kz. Engelsch wapen. (Gesneden door Kettle.)
2535. 1891. Als boven. {Verv. n° 866. Plaat LXXXTTT blz.
497. ) Eng. zeer kleine penning. Vz. Hoorn van Overvloed. Kz.
Olijftakje. (Uitg. door Kempson en Kidding te Birmingham.)
-2 5 3 6 . 1801. Als boven. ( Verv. n° 867. Plaat LXXXIII, blz.
498. ) Duitscbe penning. (Gesneden door P. Merker, Stempelsnijder
in Brunswijk. 1794. f 1822. S chlichtegroll, Annalen der gesammten
Numismatik, I. S. 146, n° 6.
2537. (Cat. Bruxelles 29 Avril 1868). N° 1274. Groote medaille.
Paix de Luneville. Kz. La France Victorieuse. Frankrijk
staande tusschen verscheidene rivieren. Millin et Millingen. PI. XII,
n° 1.)
2538. Aldaar n° 1275. Preliminairen van den vrede met Engeland.
(Millin et Millingen, pl. XV; n° 4, Brons.)
— 2539. Aldaar n° 1276. Groote penning op hetzelfde onderwerp.
Kz. Bonheur au continent. De zon de aarde verlichtende. Zeer
zeldzaam.
2540. Aldaar n° 1266. Duitsche jeton Fin Friedens Bliek u. s. w.
Altaar. Tin.
2541. Aldaar n° 1269 = Kz. dem zwischen u. s. w. zu Luneville
u. s. w.
2542. Aldaar n° 1268. Jeton op de vrede. Ein Friedes u. s. w.
Flora staande. Brons.
2543. Aldaar n° 1270. Jubeljahr und Frieden. Europa op een
wereldbol staande. 'Jeton. Brons.
2544. Aldaar n° 1272. Heil dem Frieden. De vrede staande.
Kz. Und milde u. s. w. Minerva en de oorlog staande. (Fraai, zeer
zeldzaam.)
2545. Ovale (35/31) geciseleerde en gegraveerde zilveren penning.
(Antiek.)
Voorzijde: Geciseleerd: Een zeer groot links gekeerd doodshoofd,
rustende op een voetstuk, waarop een door pijlen kruiselings
doorboord hart, waarboven een ster is gebeiteld.
Op het doodshoofd staat een walmend antiek lampje.
Een lange wimpel met het opschrift: Van daag m ij, morgen U
(anders dij) bedekt half en half korenairen, achter het doodshoofd
verrijzende.
Keerzijde, grof gegraveerd in 10 regels: ter / gedachtenis van
d’Eerw: Pater / Joan Bapt: de Wade \ augustyn / en Zendeling en
(lees: in) Amsterdam / Overleden den 3 April 1801 / in ’t 44 jaar
Zyns ouderdom /
myn yver voor den Heer
zy steeds hy U in Eer.
R(equiescat) I(n) P(ace).
Bij de Vries (1884) n° 2719. Ovaal 52/45. Z. 26 W. f 4.—.
Cat. Hist. Tent. Amst. (1876) n° 3904.’ (W. Hoorneman). Bij v.
Iddekinge (1867) n° 1386.
2546. 1801 22 Mei. (Verv. n° 860. Plaat LXXXII, blz. 493.)
Belooningspenning aan Martinus van der Steeg. (Verkocht door Bom
(1873), blz. 202, n° 4751. Z. 29 W.
2547. Als boven aan Jan Hesse. Verkocht bij de Vries (1884)
n° 2706. Z. 27 W. f 11.—.
_—-2548. Als boven aan H. A. Nieuwenhuizen. (Bom (Maart 1860)
n° 1607. Völcker n° 1840. Z. 27 W. f 42.--.
2549. In de Alg. Konst- en Letterbode (1801, I, blz. 399) leest
men : „Een onbekend persoon heeft insgelijks vermeend zijn erkenten
is aan den waardigen grijsaard te moeten betoonen en hem bij
„een naamloos briefje eene zilveren medaille toegezonden met een
„burgerkroon en dit opschrift aan de Voorzijde: Hulde aan de Men-
„schenliefde van Nicolaas Kok, en op de keerzijde in een eikenkrans :
„In het redden van zijnen natuurgenoot in Bloeimaand 1801.'’ Dit
geschiedde te Haarlem en wordt (t. a. p.) verhaald bij gelegenheid
der vermelding van de bovenstaande penningen n° 2546—2548.
2550. Op het Eeuwfeest der Vrijmetselaren te Amsterdam in 1801
gevierd. Z. Cat. Tent. Amst. (1876), n° 4260 (D. C. Meijer Jr.)
2551. 1801 26 Juli. Prijsmedaille van de Groote Loge van
Holland. In de Konst- en Letterbode (1801), II, blz. 105) uitgeloofd
door de Broederschap van Vrijmetselaren in de Bataafsche
Republiek. Gouden Medaille en 50 gouden Hollandsche Dukaten.
(Er is geen spoor dat deze immer gegeven is.)