’ :A,.
219. Ovale draagpenning van het Utrechtsche Wapengenootschap
Pro patria. Gesneden door J. M. Lageman.
- 1950. 1783. . (Verv. n° 596 A. Plaat LYII, blz. 219^220).
Eerepenning van hetzelfde Genootschap. Gesneden door de Meyer.
- 1951. 1783. (Verv. n° 596 B. Plaat LYII, blz. 220). Dezelfde
zonder MDCCLXXXIII op de voorzijde.
— 1952. Verv. 597. Plaat LYII, blz 220. Schieiloodje te Utrecht.
1953. Zegel der Nationale Commissie ter expeditie der Militaire
Zaken aldaar. Zie pl. LYIII (1), blz. 2 2 1.
De acht burgerkompagniën te Utrecht droegen veelal zonderlinge namen,
(zie Vervolg blz. 219—221), b,v. Turkyen, de Bloedkuyl, enz. H. J. Broers in zijne
interessante Utrechtsche Historische Wandelingen (1875) zegt: „Hoe zij aan die
„vreemde namen gekomen zijn, weet niemand. Men zou kunnen vermoeden,
„dat ze naar uithangborden van herbergen genoemd zijn, -waarin de vendelen
„der burgerij te zamen kwamem— Doch de bloedkuyl was geen uitlokkend uithangbord.
Het zegel dier acht Compaguiën is afgebeeld op plaat LYIII en blz. 281 beschreven.
596. A.—B. Gat. der Gemeente Verzameling te Utrecht. Opschriften :
Blz. 132, n°. 1032. Trom. 1704. Swarte Knechte.
Blz. 132, n° 1033. Patroontasch. „Gapn. van Bronchorst. Gomp, de Fek-
slókken, (Einde 18de eeuw.)
Blz. 132, n° 1034. Armband.. „Honi soit qui mal y pense. B' Pekstokke. (=)
B[z. 133, n° 1035. Groote glazen beker met deksel. „Het welvaaren van het
Papenvaandel en al die het wél met haar meenen. (18de eeuw)
Blz. 133, n° 1036. Groote glazen beker met deksel.
Het Turksche Byk door twist vermaart
Vlieg om zyn wreedheid hellewaart,
Maar Utrechts TURKEN hoog verheven,
Die moeten steeds in vriendschap leven,
En met hunn’ wakkren Gapityn,
De lust en roem der burgers zyn.
MDCCLXIV.
Daar 't aardryk drinkt het regenvocht,
Door ’t boomgewas het nat uit de aarde wordt gezoogen,
De zee zich zat slurpt aan de locht,
De zon uit zee met sterke tooge,
Terwijl DE MAAN haar dorst lescht aan de Zon,
Dus alles drinkt wat drinken kon,
Waarom dan zouden ook geen TURKEN drinken mogen.
L. S. Lt. (Luitenant.)
Deze burgercompagnie voerde een halve maan.)
Op het voetstuk:
Drinkt my leeg en verlang weer
Deese Compagnie ter eer.
Blz. 133, n°. 1037 = 1036. Opschrift: „Het ivélvaeren van Turkyen en al die
het wél met haar meenen. (18de eeuw)
Blz. 133, n° 1035. Beker. Vivat Handboog. 1743. In 1784 gegeven door den
Gapt. Gomm. Kien. (Van de Hand voetboog Compagnie.)
—-1954. 1783, 24 Juni, 11 Aug. en 23 Dec. (Verv. n° 598. Plaat
LYII, blz. 220—223.) Op de wapening der burgerij enz. enz. te
Utrecht.
1784.
- 1955. 1785. ' (Verv. n° 599. Plaat LVIII, blz. 223-||224.) Op
de wapening der burger-korpsen bij den aanvang van het jaar 1784
en den toenmaligen tijdstoestand. Gesneden door J. G. Holtzhey. *)
1956. 1784. (Verv. n° 600. Plaat LVIII, blz. 224—225). Eerepenning
voor de Honoraire Leden van de Schutterij van St. Joris te
Dordrecht. Gesneden door J. van - Baerll.
1957. Versierselen van St. Joris. Plaat LYIII A. B. te „royeren,
de toegevoegde a. en b. op de plaat en blz. 225. (6)
1958. Veel grooter in zilver gezien in Kab. P. H. van Gelder.
(Rijks Museum.)
1959. In 1785 (11 Mei) werden J. C. Hespe en J. Verlem 2) van
Amsterdam door de Schutterij van St. Joris in de Voetboog te Dordrecht
tot leden Honorair van Verdiensten verklaard, die bovendien
voor hen eene zilveren medaille lieten slaan, waarop aan de eene
zijde de schutterlijke Ridderordes voorkwamen, aan de andere zijde
een toepasselijk opschrift was geplaatst. (Zie Bijdr. Nijhoff-Fruin,
1882, blz. 216 (2).
1960. 1784. (Verv. n° 601. Plaat LYIII, blz. 225—226. Draag-
*) Cat. Meulman, n° 375. Spotprent. Hedendaagsche Cantzel-Husaren. —
De Soldaatje spélende dominé. (Dominé v. d. Mark.) (2 stuks Transparent.)
3j G. Paape, Aan de Vrijheid verdedigende vaderlanders de Heeren Mr. J. C.
Hespe en Jan Verlem (1785) in den Amsterdamschen kerker. (28 regelig vers.)