daante eener vrouw, met een Lauwerkrans om haar hoofd, aan een
oever van een zee met Scheef en door de genade Zon bestraalt, wy-
zende met haar regterhand op ’tkruyt Moly; (door dit kruyt verstaan
de uytleggers de Wysheid en de Voorzigtigheyd, met welk men alle
Lagen ontdekt en verydeld), rustende met haar linker arm op ’t anker
van de Hoop, en in dezelve hand de Slangestaf van Merkuur, verbeeld
negotie en welvaren. Het omschrift: v
CONSULTE PERGENTES DEI FAVORE SPERAMUS,
dat is:
Met beleid volhardende, hoope wy op ’s Heer en Zeegen.
Onder sta a t:
UNITI CORDE MANUQUE,
dat is :
Met hart en hand Verenigt.
aan de andere zij de
Onder een Bykorf met omsweevendeByen, omvangen door twee Vreede-
takken, leest 'men deze Nederduytsche Digt-regelen :
Als deugt en yver wert betragt,
Ziet men zyn hoop en wens volbragt;
Want door haar en ’s Hemels Zeegen
Wert wat wenselijk is verkregen.
Dus wagt gy een gelukkig lot,
Weest yverig weys en vreest u God.
Tusschen veréende Bloem vestonne (’t Jaartal) 1778. *)
Zie Navorscher IX (1859), blz. 165—166 en blz. 284,'alwaar
C. G. B.(oonzajer) vraagt: „Is deze niet geslagen op de oprigting van de
Vaderl. Maatschappij van Beederij en Koophandel, tot voorkoming van
armoede, te Hoorn? (Ned. Jaarb. 1778 (lees 1777), blz. 1112 en
>) Op de achterzijde :
Deze en meer andere soorten van Gedenk-Penningen zyn te bekomen by J. M.
LAGEMAN, woont in de Papenbrugsteeg, het tweede huis van / de Brug;
Maakt en Verkoopt allerhande soorten van Goud en Silverwerk, Goud en Silvere
MeI dailjes en nieuwe Munten, Trouw-Penningen / als meede allerly soorten van
Goud en Silver Pop /pegoed, en ’tgeen verder tot dit0 Winkel is be/hoorende:
alles voor een Civiele Prys.
In Amsterdam.
Ook Basreliëf-Kaarten, dienende N.B. tot Visi / te Kaarten.
volgende ? Neen! blijkens het ingesneden 77 een algemeene pen
ning. Als Médaille d retrouver j , beschreven volgens de gedrukte
beschrijving door Graaf Maurin N ahuys in de Bevue de la Numis-
matique Beige (1882), p. 299—230, met het jaartal 17/78 (ingesneden.)
1778.
1778. 1778. Nieuwjaarspenning. Bij ’t Hooft van Benthuizen ,
n° 1802. Z. 27 W.
__ 1779. 1778 8 April. (Verv. n° 522. Plaat XLVIII, blz. 111—
112.) Eerepenning van Teylers Godgeleerd Genootschap. 2) Gesneden
door J. G. Hóltzhey.
1780. 1778. (Verv. n° 523. Plaat XLVIH,! blz. 112—114. 3)
Eerepenning van Teylers Tweede Genootschap. Gesneden door J. G •
Hóltzhey.
Litteratuur. Over Leyler. (Zie ook Bijblad achter Vervolg X,
blz. VII, n° 53), en
1) Ter bruyloft van den heer J oan T eyler en Jonkvr, Maria van
Geleyn. Amst, 1695, 4°. (Cat. Wed. de Graaf. Haarl. 1878, blz.
18, n° 396, f 5.—.
2) Een bezoek aan Teyler, met eene plaat van de instrumentzaal
van Teylers Museum, door J°. de Vries, in Eigen Haard (1875),
n° 23, blz. 204—207.
3) P ieter T eyler van H ulst en zijne stichting te Haarlem, door
J. Craandyk. In Eigen Haard 1885, n°. 3, blz. 116-B;22, met
houtsneê-afbeeldingen van' a. Gevel van het nieuwe gebouw, blz. 117;
b) Karyatiden, blz. 118; c) Vestibule, blz. 119; d) Gehoorzaal,
blz. 121.
*) ƒ). te D. was in het bezit daarvan. (Zie Navorscher IX, 1859, bZz. 165,
n° 268.) „Ik ben in het bezit van eenen zilveren penning ter grootte van een
rijksdaalder.”
3) Oat. Jamieson-eFyens n° 2816. Z. 186 W. Aan Hk. van Voorst, Predikant
te Oost-Zaandam. Bij Bom (1873), blz. 19, n° 4521. Z. 183 ,W. Aan
Jan van Gil se , leeraar der Doopsgezinden te West-Zaandam. Als Verv. 10, (blz. 112 9 S s) Ten name P ieter Kikkert , als pl. XLVIII, n° 523, bij Bom 1873), blz.
190, n° 4523. Verzilverd afgietsel van den penning in 1808 aan P ieter Kikkert.