2670. 1807. N° 37. PI. VI, p. 103. 50 St. van Lodewyk de
Eerste Komng van Hol (landj. Met randschrift. (Zeldzaam.) ƒ 2 5 .- .)
2671. 1807. N° 38. PI. YI, p. 104. 20 St. als n° 37. (Zeldzaam.)
f 25.—.
2672. 1807. N° 39. PI. VI, p. 104. 10 St. als de beide vorigen.
f 5.—. De drie te zamen bij Keer, n° 2248/50 voor f 160.— verkocht.
2673. Z. j. Proef n° 40. PI. VI, p. 105.
2674. 1807. N» 41. PI. YII, p. 106. 60 sten « ,. (Gesneden door
George.) Konigrik Holland.
2675. 1807. N° 42. PI. VII, p. 107. 1 Gulden.
2676. 1807. N° 43. PI. VII, p. 107. (Gesneden door George.)
Konigrijk. (Ook met 1808.) Bij Keer, n° 2246 f 6 i - n° 2247
ƒ 5 . - , , - - ____ ‘ . V I , ~
2677. 1807. N° 44. PI. VI, p. 110: Dubbele Dukaat. Bij Keer
n° 2240 f 11.25.
wel voornamelijk (indien mijn geheugen mij niet bedriegt) omdat de penning,
wiens grootte of omtrek en inwendige zilver-waarde, door bet bestuur van
Rhijnland, op die van eenen Rijks-daler bepaald — maar veel grooter en zwaarder
was uitgevallen, zoodat de stempel verkleind moest worden, dit werk zeer
vertraagd.
„Ik kan niet ontveinzen, dat ik, schoon leed dragende over den nutteloos
daardoor, verloopen tijd en noodeloos gemaakte kosten, nogthands ook inwendig
eenige vreugde gevoelde, toen ik alweder, in het gedrag van dezen fran-
schen Stempel-snijder bevestigd mocht zien wat, omtrent dat volk, srezeffd wonlf
door Treb : Pollio in Gall:
„Gallis, quïbus insitum est esse leves,
„en nog sterker door Vopiscus in Proculo:
„quïbus familiare est ridendo fidem frangere.
„Zoo ras de penning was, gelijk men hem begeerde, hebbe ik mij, op nieuw
zeer vereerd gevonden, toen één derzelven mij, van wegens het-bestuur van
Rhijnland, ten geschenke wierd aangeboden.
„Hier is, zoo kort mogelijk, opgegeven, wat ik, ter goeder trouwe, en (zoo ik
meene) naar waarheid, mij weet te herinneren van hetgeen mij, tot het ontwerpen
eener teekening, ter gedachtenis der aanlegging van het Canaal en
van het bouwen der Sluis, te Katwijk aan Zee, gebracht - en de gevolgen
welke die onderneming, voor mij, gehad heeft.”
2678. 1807. N° 45. PI. VI, p. 110. Enkele Dukaat. Bij Keer,
n° 2240 f 5.50.
2679. 1807. N° 46. PI. VI, p. 111. Utrechtsche Rijksdaalder.
Bij Keer, n° 2245 f 2.50.
2680. 1807.' N° 47. PI. VII, p. 112, (5 en 7i0 gulden.) Indice
Batav. Klein wapen.
2681. 1807. N° 49.' PI. VII, pag. 112 (5 en '/32 gulden.)
2682. 1807. N° 49. PI. VII, p. 113 (5 en Vlö4 gulden.) Groot
wapen en Vigilate et Orate.
2683. 1807. V\'ereenigde) (J(ost)-I(nclische) G(rmpagnie.) Keerzijde:
J ava 1807. 50. PI. VII, blz. 114.
2684. Zilveren, gegraveerd, schild van ovalen vorm met eenige
flauwe bochten met haak en oog en gat beneden.
Daarop zijn gegraveerd een wapenschild, waarin een links gewende,
loopende zwaan met een ring om den hals. Links en rechts twee
wapperende Nederlandsche vlaggen. Daaronder :
Lodewyk Napolion is ons / gegeven
Door de gracie Gods voor onsen Koning verheeven
-Dien tyd doen ik was dertien Jaar
Schonk ik dit Schild aan de / Broeders van St. Laurens te gaar
Daar ik ben Koning van geworde
lk hoop God hem zeegend dat / het blyft in order
Gerhds Derkzen Koning
J ohA Stevens Koningin
Huyssen den 29e
Juny 1807.
Collectie Dirks. Vergelijk op A° 1782, n° 1921.
2685. Letteroefenend Genootschap tot Nut en Beschaving te Amsterdam
in 1807 gesticht. (Zie Suppl. pl. II, n° 15 Kz.)
2686. 1811 3 Dec. Supplement pl. II, n ° ; 14, p. 13. Aan L.
J. Dbman.
2687. Als boven. 1816 7 Decb. Aan S. J. Mulder. Suppl.
pl. II, n° 15, p. T6~.
2688. Als boven. 1824 17 Januari. Aan denzelfden. Suppl.
II, pl. VI, n° 16.