1747. 1776. Als boven van J. van Keulen en A. van den Bogaard.
Navorscher VI, blz. 73. Eerste Lijst n° 125.
1748. 1776. Als boven van P. Keer en A. E. Hack. Door
Holtzhey, Mm. 39. Z. 22 W. Cat. L. H. v.Aschv. Wijck, 13 April
1891, n° 611.
1749. 1776 27 Aug. Gouden bruiloft van F. v. d. Leyen en
M. v. Aken.
Voorzijde: De jubilarissen in antieke kleeding elkander de rechterband
boven een vlammend, omkransd altaar gevende. Een hemellicht
(waarin een A) bestraalt hen. Onderschrift: Mors sola sepa-
rabit. (De dood alleen zal (ons) scheiden.)
Omschrift: FRID.(ericüs) V.(an) DER LEYEN. Cons.(ul) commerc.(
ii) r.(egis) Bor.(ussiae) et MARG.(aretha) V.(an) AKEN, nupt(i)
d(ie) 27 Avg(vsti) 1726, solenn(i) nvpt(iarum) jvb(ilaeo) 50 ann(orum)
cel(ebrato) in Crefeld 1776.
(FREDERIK VAN DER LEYEN, handelsraad (consul) van den
Koning van Pruissen, en MARGARETHA VAN AKEN, gehuwd den
27 Aug. 1726, bij het plechtige jubelfeest van een SOjarig huwelijk,
gevierd te Crefeld in 1776.
Keerzijde: Een obelisk, op welks voetstuk XXV en op welks
middenstuk L door een vliegend engeltje bekransd wordende. Die
L wordt door den met een seissen gewapenden, gevleugelden Tijd
er in gegrift.
Bovenschrift: Vota votis majora. (De geloften (zijn nu) nog grooter.)
In de afsnede : OEXLEIN F .(ecit) {Johan Leonard Oexlein, geb. 1715
in Neurenberg, Stempelsnijder aldaar 1740—1787.)' Zilver. Fraaie
penning. Gest. groot 34 Mm., v. Gelder. Kon. P. Kab. (1883) V,
blz. 160.
1750. 1776 31 December. Als voren van Harnien van Ghesel en
Geertruy de Smeth. Beschreven in het Bijblad achter Verv. X, blz.
VIII, no. 51. (Voor de echtheid der aldaar verhaalde anecdote draagt
mijn medewerker (wijlen Mr. J. van Lennep) alleen de Verantwoordelijkheid.)
Zilver gest. (Kon. P. Kab.), groot 29 Mm. (Het opschrift
op de Kz. is in gewone letters, met uitzondering van
de woorden HUN en NU en te lezen Hemel, beoögen, paar en
jaa(r.)
1751. A° 1776. Den 30 Maart is Geboren FRIEDRIK (sic) ZA-
CHARIAS RENEMAN. Vz. Gekroond wapenschild (in lofwerk)
waarin een rechts rennend hert. (Zilv. gegr., groot 35 Mm. (Coll.
Dirks.)
--1752. 1776. 20—21 November. (Verv. n° 513. Plaat XLVII,
blz. 101—102. Ter geheugenis der Stormen en Watervloeden. Gesneden
door J. M. Lageman.
Litteratuur. J. H. Hering, Bespiegeling over Nederlandsch Watersnood,
14 en 15 Nov. 1775. Amst. 1776. 2 dln. m. pl. — Dito
dito 21 en 22 Nov. 1776. Amst. 1778, m. pl.
— 1753, 1776. {Verv. n° 514. Plaat XLVI, blz. 102.) Toegangspenning
tot den Hortus Medicus te Utrecht. Zie Bijblad X, blz.
VII—VHI, n° 514. r)
1754. Ovale zilveren penning, hoog 55, breed 50 Mm. Z. 46 W.
Vz. De droom van den Aartsvader Jacob met de ladder.
Kz. Een schild, geflankeerd door twee naakte kindertjes met fakkels
en gekroond door den dood met zeissen en fakkel.
Ingesneden: D:(éo) 0:(ptimo) M:{aximo) j Bidt voor den / Eerw:
Heer I Jacobus Ten Dam / R. P>'. tot Alkmaar / Overleeden den / 2
Junij 1176 j R :{equiescat) I.(n) P{ace). {Hij ruste in vrede.)
Geboren in Amsterdam, werd hij in 1756 twaalfde pastoor der statie
van St. Matthias (in 1758 met 446 communicanten) aan de St. Ja-
cobstraat te Alkmaar, na pastoor te Warmenhuizen te zijn geweest.
Hij was geen redenaar, maar vredelievend en zeer bemind. Aan de
eene zijde van Protestanten afstammende, vermaakte hij zijne nalatenschap
aan vier personen, mits aan het R.-C. weeshuis f 4000 en
aan de gereformeerde diaconie f 2000 uitkeerende. (C. W. Bruinvis.)
Cat. Voombergh Sept. 1889, no. 755, In Stedelijk Museum te Alkmaar.
1755. 1776. Gasthuizen te Antwerpen en te Messines voor het
onderhouden van kinderen en weduwen van militairen gesticht.
') In Catalogus van het Museum van Oudheden te Utrecht, blz 138, n° 1092 van
G. F. van Straatsburg, 1802, n° 1093. Fieter Merles, 1806. In Coll. Dirks, in koperen
rand met G. A. van Grond 1812, Coll. F. H. v. Gelder (Rijks Museum)
met H. Y.JD.HOEVEN 1776. Dirks, Gildepenningen II, blz. 155 en de verwijzingen
aldaar. Atlas, pl. CV. n° 7 met Hendrik Ketel 1780. (Coll. Dirks.) Bij
de Vries, 1884, n° 2213 met Jan Sterk 1810 en C. van der Meyden 1815. Ook van
A. Slotemaker (1812.)