«munte toe in de Rodenborgher straet (nu Hamburgerstraat)
«vuijtgaende met een poortwech.»
Dat er van de eigenlijke munt geen sporen zijn over#
gebleven is, in aanmerking genomen de beperkte ruimte en
eenvoudige inrichting, die destijds slechts noodig waren,
niet te verwonderen.
Behalve door de Utrechtsche bisschoppen is in het laatst
der middeleeuwen ook reeds door de stad Utrecht munt
geslagen, waarvoor onze belangstelling gewekt wordt mede
----------------uit hoofde van den strijd, die
in later dagen ontbrandde x)
over de vraag met welk recht
de stad hare werkzaamheden
op dit gebied kon uitoefenen.
Fig. 16. Armenpenning van d e sta ^ “ Het is hiei de PlaatS niet °m
Voorz.: DenariÜi'pIu^rnm Tr. daarover in alle bijzonderheden
uit te weiden 2). Vast staat
intusschen, dat nu en dan de stad, volgens eigen ordon#
nanties, munten van geringe waarde («sceidelpenningen»)
x) Men zie hierover: Groebe, Zedig onderzoek het muntregt bezeten hebbe. 1834. Idem. Tijdschroifft dveo ostra dG eUsctrheicehd.t OUturdehch. t,ei bni dSetamt.,v a1n8U 37t,r ech(td, oor J1h8r3.8 . MOr. vHer. hMe.t Ao.u Jd. ev aMn uAnstcrhe gvta nd eWr iSjctka)d. LInib . dXezIe dea rtNikoebleilnit atwe,o rCdat p.o o1k2 , dvee rmouedlde.re literatuur, vanaf Matthaeus,
«di2e) MRaeirdkew aoaurdt ige nisd es tenlliijge dsei jRn esoovleurtdier avgaenn , 18d aDt emceemn bnera 1o4n7s7e, rw Sataardbtisj ««soluadene geenwdoe enmteunn teennd es arle cvhatenn wbeingenne nd eorn sseerl vSert aodnt ssec hSetyaddte»lp eennzn.i,n geeenn sbteapda lUintgr,e chdti.e Zmije dise egcehbteezr iggde niosm toent stteanv itnigjd ev avna nh eetr nmstuignet retrcohetb evlaenn edne
gveasncuhiitl lehne t tuksasscteheeln teb i'VssCc'ijhko bpipje lDijku uresnte dseta dosvrebre sdtue ubr,u rtgoeernij dvea nb Uistsrcehcohpt den ban uitsprak.
heeft doen slaan, o. a. in de jaren 1389, 1390 en 1477,
hoewel dergelijke stukken, van een jaartal voorzien («deut#
gens, witgens ende mutertgens») enkel zijn bewaard ge#
bleven x) uit het begin der 16e eeuw, het laatst met het
jaartal 1527.
Men kan veilig aannemen dat deze stedelijke muntslagen
slechts van zeer ondergeschikte beteekenis zijn geweest.
Van een eenigzins geregelde
werkzaamheid, van daar#
voor aangesteld personeel
of een vaste werkplaats is
er geene de minste aandui#
ding; als er gemunt moest
worden, zocht men iemand,
aan wien de arbeid voor die
Fig. 17. O ort van de stad Utrecht (koper) 1527.
gelegenheid kon worden opgedragen. Volgens ’sRaads dage#
lijksch boek Anno 1527 (23 Mei) werd door «Scepen, Raede
«ende Oudermans aan Joest van Eyck aenbestaet te munten off
«te laten munten twee deutgens, witgens ende mutertgens .. .
«Des sal Joest voirsz. der Stadt te baten gheven op
«elk marck fijns enen Rynsgulden current» enz. Maar
tevens staat daar te lezen, dat men de platen zal «laeten
«maicken tot Nymegen alte mael veerdigh gegoten, ge*
«arbeyt, gesiecht en wit gemaict» terwijl men een «gesell»
(ver)m Voeedrmeleijlkd 1z4ij enno g1,5 e deaet uwen) kzeolen d«ear rjmaaerntpale nbneisntgaeann», duiei t hdetezziej nd otiojdr kmeerdkemweeerskteinrsg vvanan B dueu rskteardk zoelfv eD. omUkite rdki t zlijana tsvteer voaoagrdpiugndt, vheertzdiije notn dheert toep mslearakni,n gd,a adrmat etdoee ng eilnij k1ti3j8d9ig edne 1w3e9k0e lgiejklässcth ew berrdo oedezne tt«isncge iwdeelrpde snanminecn»^ ggeerkooepppeenl.d, alsof de munt toen voor dit bijzondere doel werd in ’t leven