ondergebracht. Toen nu zijn opvolger Wesselman in het
volgend jaar hiervoor wel vergunning vroeg, vond men het
dan ook beter in de
Munt zelve slechts
de oprichting van
een smeltinrichting
voor lavuur (zilver*
houdende afval van
kroesen, veegsel
enz.) en een molen
voor hetzelfde doel
toe te staan, maar
voor een fineer* en
doorjaagoven eh
ders plaats te zoe*
ken. In 1777 stelde
de stad (tegen be=
taling van f2000)
eenig terrein met
enkele huisjes op
het Vreeburg ter
beschikking van de
Fig. 40. H. A. Bake, Muntmeester van 1845—1874. p r O V lI lc ic J VICF
huisjes werden er
daarna bij gekocht. De aanschaffing van ovens en molens
geschiedde eveneens voor provinciale rekening.
Aldus werd in het oude Vreeburg opnieuw eene bij=
afdeeling van de Munt gevestigd, welke later weder voor
ander doel gebezigd is geworden, toen de Muntmeester
Suermondt aan het grootste deel van zijne talrijke munt*
schroeven (niet minder dan 32) daar een plaats gaf om
er op uitgebreide schaal duiten voor Ned.=Indie te gaan
munten (zie beneden). Nadat hierover moeilijkheden ont*
stonden, die de uitvoering van deze voornemens verhins
derden en Suermondt herhaaldelijk tevergeefs had getracht
zijn kostbare installatie aan het Rijk over te doen, heeft
men ten slotte, naar het schijnt bij wijze van tegemoet*
koming, het gebouw en terrein zelve aan Suermondt ten
Fig. 42. Hulpmunt aan de Witte-Vrouwensingel, 1855.
geschenke gegeven. De betrekking tusschen dit filiaal en
de hoofdinstelling was daarmede voor goed verbroken.
Van jonger datum was de oprichting van een ander ge«
b°uw, dat speciaal ten behoeve van Indische aanmuntingen
gebouwd en gebezigd is, n.l. de z.n. Hulpmunt aan de
Witte»Vrouwensingel.