Fig. 87.
IV. HET NIEUWE MUNTGEBOUW.
Het geld, hier uit metaal verkregen,
Zij nooit ten vloek, doch steeds ten zegen.
lOpschrift ’s Rijks Munt.)
s Rijks Munt bestond, gelijk uit de voorgaande hoofd*
stukken kan blijken, in het begin der 20e eeuw uit een
eigenaardig complex gebouwen, voor een gedeelte nog van
zeer hoogen ouderdom, voor een ander deel in den loop
der vorige eeuw vernieuwd. Daartoe behoorden een aantal
perceelen, die oorspronkelijk tot woonhuizen hadden ge*
diend en geleidelijk, in den staat waarin zij gebruikt waren,
bij de inrichting werden gevoegd. Deze zeer bijzondere
tak van Staatsdienst was dientengevolge gehuisvest op
eene wijze, die sinds lang niet alleen niet meer in uiterlijke
overeenstemming was met de belangrijkheid daarvan, maar
die bij den dagelijkschen gang van zaken meer en meer
verschillende schaduwzijden bleek te bezitten. Toen dan
ook door den siechten toestand. en de bouwvalligheid van
vele onderdeelen, de eisch telkens sterker zieh deed hooren,
dat tot zeer ingrijpende vernieuwingen zou moeten worden
overgegaan, is de voorkeur gegeven aan een sinds vele
jaren gekoesterd voornemen, om n.l. te besluiten tot den
bouw van een geheel nieuwe Munt. Een herbouw ter
plaatse, waar zij tot dusverre was gevestigd, zou zeker met
groote moeilijkheden gepaard zijn gegaan; mede om deze
reden werd het beter geoordeeld een ander terrein voor
het gebouw te zoeken, nu meer aan de buitenzijde van de
stad, maar evenzeer aan vaarwater, gelegen. De laatst*
genoemde voorwaarde werd nog gesteld met het oog op
het gemakkelijke vervoer van specie naar de hoofdstad;
van veel belang kon zij echter niet worden geacht. Een in
bedoelde opzichten günstig gelegen terrein werd verkregen
door aankoop van een deel van de bezittingen der voor*
malige Utrechtsche beetwortebsuikerfabriek, gelegen irj, het
westelijk deel der gemeente Utrecht aan de kruising van
het Merwedekanaal en den Leidschen Rijn. Door dit terrein
nog te vergrooten met een strook längs beide wegen, bij
het Departement van Waterstaat in beheer, kwam ten slotte
een oppervlakte van circa 8875 M 2 voor het nieuwe gebouw
beschikbaar. De plannen hiervoor zijn door den Rijks*
bouwmeester C. H. Peters, hoofdzakelijk in overleg met
den toenmaligen Muntmeester H. L. A. van den Wall Bake
gemaakt. Het terrein is van de beiendende perceelen afge*
sloten door een hoogen muur en van den openbaren weg
door een zwaar gesmeed hek op voetmuur. Het muntge*
bouw staat aan alle zijden geheel vrij, omgeven door een